112 van de ellepijp te zamen met de boven aangeduide twee ge- wrichtsvlakten van dit been een vast geheel vormde tot ontvangst van het armbeen. Die driehoek is 13 c. m. lang en 9 breed. Onder de bovenvlakte is het been hobbelig en ruw, dit is, hetgeen men bij den mensch noemttuberositas radii. De twee voorvlakten van het been zijn glad en loopen als het ware ineen. Van onderen is de radius aan den medianen kant zeer ruw, daar heeft vermoedelijk een sterke tusschenband gezeten ter ver- eeniging met de ulna. Het sterke onderdeel zelve had eene breede, groote gewrichtsvlakte. De beteekenis van een elleboogsuitsteeksel, met die van zijne groote daaraan bevestigde spieren komt bij den olifant beter uit dan bij den mensch. Bij dezen is de uitstrekking van den onderarm door den triceps eene in zijne levenswijs minder in grijpende beweging dan de buiging, en indien men geene andere anatomie kende dan die van den menschzou men kunnen vragenwaartoe eene zoo sterke triceps Bij de meeste vier voetige zoogdieren daarentegen dient de uitstrekking van den voorarm om den poot stevig tegen den grond te drukken en daardoor het ligchaam te verplaatsen. Geen wonder derhalve, dat er zich bij de ontwikkeling van de ulna ook langzamerhand een sterk spieruitsteeksel ontwikkeld heeftdat bij den mensch nog bestaat maar zijne physiologische beteekenis wel wat verloren heeft. De articulatie van den elleboog is physiologisch van het grootste gewicht en beheerscht daardoor op belangrijke wijze de levens uitingen der dieren en bijgevolg ook de ontwikkeling van den mensch en van het menschdom. Bij den mensch en bij de apen bestaat pronatied. w. z. de radius kan rond de ulna draaijen daardoor kan de hand naar voren bewogen worden en kan de mensch die menigvuldige handigheden aanleerendie hem zooveel voordeel verschaften en hem de meest verbazende kunststukken doen uitvoerendie hij met de hand alleenzonder pronatie van den voorarmniet zou kunnen doen. De radius heeft

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 358