op een traktement van 200 1). De beleender had in 1073 2)
100 hij bekleedde waarschijnlijk dezelfde betrekking als
Abraham Phoenicx, kassier van de losbank, in 1636.
Men kan hieruit zien, dat de zaak in het groot werd op
gezet; waartoe trouwens aanleiding bestond, als nader blijken
zal bij de mededeeling van de verrichtingen der bank in de
eerste jaren. Daarom behoefden Commissarissen het voorschrift
van de Ordonnantie betreflende de beleening niet al te let
terlijk op te vatten; persoonlijk bemoeiden zij zich in 't ge
heel niet met de beleening van kleine en van middelbareen,
slechts bij uitzonderingmet die van groote panden. Uit
hunne kas die in de Wisselbank berustteverstrekten zij de
noodige gelden aan den opper-boekhouder en kassier, die daar
uit, op hunne machtiging, het noodige aan den onder-kassier
verschafteter beleening van middelbare en van kleine panden.
Van daar een post in het Journaal d°. 17 November 1636
'/Git.t.es van Rijkegem 'boekhouder en kassier dezer bank
debet aan cassa van commissarissen één duizend pond vl. be-
taald aan Laurus de IIondt onder-kassier dezer bank
eter beleening van de kleine en middelbare pandend Alleen
met de beleening van de groote panden schijnen zij zich aan
vankelijk persoonlijk te hebben ingelaten; zij zeiven hielden
die in bewaring. Het eerste groot pand, bestaande in eenige
juweelen werd door den makelaar Symon «Tansz. Lacher,
den 13 November 1636 ingebracht en daarop door den Com
missaris Thibaut f 800 uitgeleend 3). Maar in den regel
geschiedde zulke beleening door van Rykegem op autorisa
tie van Commissarissen.
Wat men onder gro'ote middelbare en kleine panden ver-
1) Journ30 April 1680. 2) Ibid12 Januari 1674.
3) Genoemde makelaar schijnt goede diensten aan de Leenbank bewezen te
hebben; waarvoor men dan ook zijne erkentelijkheid betoonde, door hem eene
vereering van 1gr. 10 toe te leggenalzoo bij hem ten dienste van de
bank zeer faciei laat gebruiken en mede bet eerste groot pand daarin beeft
gebracht." Journ. 21 November 1637.
Archief llle. dl., le. st. 3