VI
res publica. Hoe voorzichtig hij ook mocht zijn, zoo
sprak hij gaarne en vaak zijne overtuiging uit dat ook
het oude Zeeuwsch Genootschap in inrichting en wijze
van vergadering met den tijd moest meegaan. Voor
veranderingen die hem gevaarlijk schenenhuiverig
werkte hij krachtig mede om aan het nieuwe hetwelk
hij wenschelijk achtte, vastheid te geven. Welk eene
belangstelling betoonde hij in de vergaderingen der
sectiënZijne bijdragen maakten die in hooge mate
aantrekkelijk. Wanneer hij met zijn bezield en bezie
lend oog en op zijn toon uit den schat zijner herinne
ringen of familie-overleveringen meedeelde en ons ver
plaatste onder de mannen die in het begin dezer eeuw
staat of gewest bestuurden! Welk een verbazende ken
nis en welk eene levendige en nauwkeurige voorstelling
Maar ik heb bij dit alles niet zoo lang stil te staau.
De maatschappij der Nederlandsche letterkunde te
Leiden heeft haar levensbericht van Lantsheer aan
hoogst bekwame handen toevertrouwd zoodat wij een
levensbeeld verwachten mogen en ik hier niet behoef
te spreken van hetgeen hij als rechtsgeleerdeals
raadsheer of als staatsburger hier te Middelburg of