3
ding voor de bloedvaten en zij is in haar grootsten diameter
19 tot 20 c. m. breed. Het been bestaat uit het eigenlijk
gezegde heupbeen en uit een stuk van den voorsten of hori
zontalen tak van het os pubis.
Dit stuk van het schaambeen is, gemeten van den rand
der heupkom, omstreeks 21 c. m. lang; of zich aan het einde
reeds de synch ondroge bevond en het been dus eindigdé, kon
ik niet bepalen. De onderrand, daar waar de nederdalende
tak beginnen moest, is afgebroken. Boven de heupkom ziet
men de bekende verhevenheid en naast deze is het been
eenigzins uitgeholdter plaatse namelijkwaar eenmaal de
sterke musculus iliacus over heen is gegleden. De omtrek
van het schaambeen is 28 c. m., waaruit men kan opmaken,
dat het een groot bekken moet geweest zijn.
Het eigenlijke heupbeen heeft niet de languitgerekte gedaante
die aan dat der herkaauwers en knaagdieren eigen isintegendeel
de vorm nadert meer den menschvorm, meer nog dan het
heupbeen der meeste apen. Hieruit vloeit voortdat het been
zijne grootte in aanmerking genomenwel moet behoord heb
ben aan een groot zoogdier, en dat zal wel weer de mam-
mouth geweest zij nen volstrekt niet een cetacé.
De crista ilii is vrij gaaf, behalve aan het voorstukdaar
waar de spina anterior superior zou moeten zijndaar is het
been afgebroken, zoodat men zien kan, dat het hol is. Over
een groot deel van de heupkom ontbreekt de cortikaallaag
zoodat de twee beenlagen met de tusschenliggende sponssu'b-
stantie dadelijk te onderscheiden zijn; dit pleit er voor, dat
het dier nog niet oud moet geweest zijn. De tuberositas
van achteren, die zich indertijd door middel van banden aan
het heiligbeen hechtte, ontbreekt eveneens.
Aan de buitenvlakte van het heupbeen ziet men slechts
sporen van de cirkelvormige lijn. De bovenrand van het been
is 83 c. m. lang en de zoogenaamde isthmus of het smalste
gedeelte van het heupbeen is ongeveer 21 c. m. breed en 63
c. m. in omtrek.