4 üe buiten- of achtervlakte der heupkom is hobbelig, mis schien slechts ten gevolge van de er opzittende balani. Van het zitbeen bestaat slechts dat gedeelte, hetwelk de heupkom helpt vormen natuurlijk is dus van het foramen ovale alleen het bovenstuk te zien. Het been dat evenals de overigein de verzameling van het genootschap bewaard wordtweegt in gedroogden toestand 20 kilo. De korst der zeedieren die ik niet heb willen verwijderen belette mij in de heupkom de afscheidingslijnen te zien van de drie deelen van dit bekkenbeenmen kan evenwel uit het geen voorhanden is, wel opmaken, dat dit been van een jong dier moet geweest zijn, ongeveer van denzelfden leeftijd als die, waaraan de overige maminouthsbeenderen hebben behoord Het genootschap is ook eigenaar geworden van een opgedol ven hertenhoorn dien men eenige jaren geledenopgegraven heeft nabij de brugdie midden over het kanaal van Zuid- Beveland ligttoen men dat kanaal groef. Hij heeft evenals andere hoornen of geweijen die men wel in den Zeeuwschen bodem gevonden heeft, en waarvan bijv. melding is gemaakt in Archief Zeeuwsck genootschap, deel VI, 1866, eenmaal toebehoord aan Cervus elaphus of het Edelhert. Het is een halve hoorn zonder kroon van zwartachtige kleur en op het punt van door het uitdroogen in de lengte te splijten. Het is de hoorn geweest van een acht- of tien-ender, doch, zoo als ik zeidede geheele kroon ontbreekten ik heb niet kun nen te weten komen, of men dat ontbrekende stuk of andere hertenbeenderen op de vindingsplaats had gevonden. Het voorhandene stuk heeft een oogtakdie horizontaal loopt en onmiddellijk boven den wortel ontspringt, vervolgens eene middelspits en een anderenvrij wel ontwikkeldentak daartusschendien mennaar ik meen gewoon isde ijsspits te noemen. Uit een en ander en uit den omvang, dien de hoorn onder de oogspits, en dus vlak boven den wortel heeft,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 388