5
blijkt dusdat het dier reeds een tamelijk ontwikkeld hert
moet geweest zijn.
In den tegenwoordigen tijd zou men een hert met zulk een
gewei reeds voor groot houden, maar in oude tijden misschien
niet. Het hert immers, hoe hoog ook gewaardeerd door den
mensch, begint door de wijzigingen, die de aardkorst reeds
ondergaan heeft door toedoen van dienzelfden menschvooral
door het omverhalen der vrije oorspronkelijke wouden het
edelhert, zeg ik, begint zachtkens aan eene minder beduidende
rol te spelen in het epitellurische levenin Duitschland moge
het nog vrij gewoon zijn, in ons land, waarin het weleer,
vooral toen er bosschen om het zeestrand lagen, talrijk was,
ontbreekt het zoo goed als geheel en al en dat zelfde zegt men
ook van het grootste gedeelte van Rusland. Met dat langzaam
verminderen van het aantal individuengaat bij het herteven
als bij andere diersoorten, eene langzame afname gepaard van de
gemiddelde grootte van het individu zelve; van daar, dat groote
kroonherten ook elders zeldzaam worden, terwijl zij dat, zelfs
nog in de middeleeuwenniet waren. Teregt zegt dan ook de
hoogleeraar Scht.eget. dat de aloude bepaling, die verbood om
herten te schietendie minder dan tien takken haddenthans
in vele streken moeilijk zou vol te houden zijn
Neemt men aan, dat onze hoorn twee derde van den oor-
spronkelijken vertegenwoordigt, dan moet hij in zijn geheel
4.8 kilo gewogen hebben.
Er zijn in Middelburg nog enkele overblijfsels van herten uit
vroegere eeuwenzoo b. v. een volledig gewei van een twaalf
ender als embleem bij een apotheker, een tienender bij een
ander en op de oudheidskamer bewaart men (no. 387 van
den catalogus) een gewei, dat ruim zoo groot is, als dat moet
geweest zijn, waarvan het in het kanaal van Zuid-Beveland
gevondene een deel heeft uitgemaakt. Yan den oorsprong van
De dieren va» Nederland 1862 De gewervelde dieven bl, 72.