10
getal uitspruitsels, welk getal in de door von Meijer afgebeelde
hoornen grooter is dan in den onzenhetgeen dus voor hooge-
ren leeftijd pleiten zou, ofschoon von Meijer zelf aan zijn hoorn
slechts een ouderdom van vier jaren geeft. Meer ontwikkeld
ook dan de 'onze komt mij voor de door von Meijer afgebeelde
hoorn uit het museum van Würzbürg, en evenzeer het schoone
gewei uit Ierland, dat die schrijver ter a. pl. afbeeldt en
beschrijft maar dat hem eigenlijk was toegezonden uit het
museum van Leiden (1. c, Tab. XXXII). Dit laatste had reeds
negen of tien uitsteekels.
Het Leidsch museum bezit op dit oogenblik een fossiel
fraai elandsgewei, dat in der tijd in den Haarlemmermeerpolder
bij Lisse gevonden is en uit. lateren tijd afstamtuit den
zoogenaamden veen- of turftijd, uit welken tijd men in Duitsch-
land vele elandsfossieleu schijnt te vinden. Er bestaat van
dat schoon gewei eene afbeeldingwaaruit ik gezien heb
dat ook alweer dit gewei veel voller is dan onze hoorn en
vele uitbotsels heeft en dus een hoogeren leeftijd aanduidt,
tenzij de wijze van ontwikkelen in den loop der eeuwen eene
andere zij geworden.
Oscar Smidt dien ik boven aanhaaldezegt verder dat ook
Graaf Sternberg een elandskop met gewei heeft beschreven en af
gebeeld x)zonder kenmerken te kunnen vaststellen tusschen
levende en fossiele en dat daartegen G. Püsch 2) uit onderschei
dene gegevens meende te moeten opmaken dat er wel wezenlijk
verschillen bestaanwaarom hij voorslaat den fossielen eland
Alces leptoceplialus den levenden placycephalus te noemende
woorden duiden aan, dat hij het verschil uit den schedel op
maakte, een verschil dat wij voor onzen hoorn niet kunnen
beoordeelen, omdat ons de schedel ontbreekt.
In diezelfde jaarboeken waarin Püsch geschreven had toonde
Verlmndl. der Gesellschaft des vaderlandsche Museum 5 BöhmenPrag
1834.
2) Jahrb, f. Miner.,1840.