18
Het is waarschijnlijk, dat bedoelde geulen in den laatsten tijd
dieper geworden zijner zijn er zelfsdie bewerendat dooi
de afdamming van het Sloe en van de Ooster-Scheldedie
reeds tot dieper worden geneigde geulen nog meer zijn uitgehold.
Het zou niets vreemds zijnde bodem der zee is een varium
et mutabile semper.
Op grond alzoo van de overeenkomst van den hoorn met de
vroeger beschrevene fossiele beenderen 1°. in uiterlijk voorko
men; 2°. in den tijd, waarop de eene zoowel als de andere
gevonden zijn en 3°. in de voor beide gelijke diepte hunner
liggingheb ik gemeend te moeten aannemendat de hoorn
uit den Mammouthen-tijd afstamt. Het zal nu wel niet noodig
zijn te bewijzendat er in die lang vervlogen tijden elan
den leefden immersik heb daarvan vroeger voorbeelden aan
gehaald, onder anderen den door von Meijer beschreven
Ierschen schedel, die hem uit Leiden gezonden was. Intus-
schen zijn in deze streken van Europa de elands-fossielen uit
den diluviaal-tijd zeldzaam; of zij in de diepe gronden van andere
werelddeelen talrijker zijnzal de tijd moeten leeren. De zeld
zaamheid schijnt te bewijzen dat die dierenwelke den naam
hebben neerslagtig te zijn, de oorden ontvlugtten waar andere
herten en groote runderen graasdenik meen dat zij dit nog
doen; er bestaat eene antipathie tusschen vele van die dieren.
In latere tijden kwamen zij menigvuldiger voorhet schijnt dat
hunne grootste geografische uitbreiding na den diluviaal-tijd viel;
van daar dat men zeer dikwijls geweijen gevonden heeft in de
veengronden van Duitschland vooral rond Brunswijk 1); wij
zagen reeds, dat men ze ook in de veenen van Denemarken
heeft gevonden en het is wei vermoedelijk, dat de bovenver
melde schedel met gewei, dien men te Leiden bewaart en die
te Lisse in den Haarlemmermeer-polder gevonden is, uit den
veentijd afstamt of uit den tijd, die den veentijd onmiddelijk
Biasius, l. c., bl. 436.