19 vooraf ging, evenals de bovenbeschrevene hoorn van Cervus elaphus uit het kanaal van Zuid-Beveland. De tijd, die op den veentijd volgde, is misschien die ge weest waarin de elanden het best op aarde tierdenvan daar dat zij ook nog in de middeneeuwen in Europa voorkwamen doch thans heeft de eland zijn besten tijd op aarde gehad: hij is aan het uitsterven; westelijk Europa kent hem bijna niet meer, behalve in de dierentuinen, en hij is de rendieren naar het hooge Noorden gevolgd en leeft daar nog tot dat de ver anderde toestand der aarde of de begeerigheid van den heer dei- schepping hem zal hebben vernietigd. Zijn tijdgenoot, de Mam- mouth is hem reeds lang voorgegaan. In Nederland en België bestaan sedert vele eeuwen geene elanden meer, en in Zeeland en waarschijnlijk ook in Ne derland is er geene enkele sage, die er aan herinnert; nog eerder zijn er herinneringen te vinden aan de oude fabel van den eenhoorn. Ik weet ook niet, dat er uit historische tijden elandsgeweijen in ons land zijn opgedolven. Hoelang de eland uit den omtrek der Schelde reeds verdwenen isweet ik niet aan te geven. Wat Caesak en Peinius er van melden, toen zij als veldheeren in Gallie of Duitschland hunne werken schre ven of lieten schrijventoont duidelijk aandat zij de dieren zelve niet kenden en dat deze toen reeds noordelijker leefden zoodat die schrijvers dan ook maar konden opschrijvenwat zij hadden van hooren zeggenmisschien wel van reizigers uit verre landen. Van daar dan ook, dat zij dwaasheden verhaalden, die of den gehaten vreemdelingen op de mouw werden gespeld, zooals het spreekwoord zegt, of die als volkssprookjes zonder onderzoek van geslacht tot geslacht de rondte deden. De stijve gewrichtendie men den vluggen elanden toeschreef en de wijze van ze te vangen, zou aan verwarring doen denken met verhalen uit den tijd van de olifanten. Beasius 1) zegt, dat in de tiende eeuw de eland nog van 1) L. c. bi. 486.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 403