20
de Schelde en de Vecht werd aangevoerd; welk deel van de
in Belgie en Frankrijk reeds stroomende Schelde (Escaut-Scaldis)
bedoeld wordt, en waaruit de schrijver die mededeeling gehaald
heeft, weet ik niet. Van Oosterzee in zijne vertaling van
Le Hon's de mensch in de voorwerelddeelt uit eene Vlaam-
sche kronijk mede, dat de eland nog in de tiende eeuw in
Vlaanderen inheemsch wasen dat er ook in een briefwaarin
keizer Otto toen nog koning der Frankenaan Baldrik
bisschop van Utrecht, het jagtregt verleent in een gedeelte van
het noorden onzes vaderlands, onder anderen ook melding ge
maakt wordt van den //elo," waarschijnlijk eland. Voor Zee
land evenwel is mij niets van elanden bekend, en voor da betee-
kenis van den door mij beschreven hoorn doet het er ook niet
toe, wanneer althans mijne meening, dat de hoorn uit diluvialen
en niet uit historischen tijd afstamtniet op dwaling berust.
Nu ik toch eenmaal bezig ben met den eland, zij het mij
vergund een klein uitstapje te doen op taalkundig gebied en
eene hypothese ie opperen over den naam van dat dier.
De Zeeuwen kennen in hunne nationale taal den naam na
tuurlijk niet; het Nederduitsche woord //eland" is het Duit-
sclie woord Elentof Elenmet de Fransche uitspraak van
//elan." Dat duitsche woord //elent," waarvan men, evenals in
onze taai //elenthier" gemaakt heeft in het woord hertebeest
hebben wij een dergelijk pleonasme is de vermoedelijke oor
zaak waarom men reeds in de oudste tijden allerhande ellende
aan dat dier heeft toegeschreven; men bedenke dat elenthier
ook zou kunnen beteeken en dier van ellende elent. Behalve
hetgeen Caesar en Pi.inius er reeds van verhalen, dat hij stijve
gewrichten zou hebben eene fabel, ontstaan uit de lengte
zijner voorpooten, evenals die lengte ook aanleiding heeft ge
geven, tot het verhaal dat hij al grazende achteruit loopt om
niet te stikken in zijne bovenlip verhaalde men van hem
dat hij aan vallende ziekte zou lijden en die ziekte weten te
genezen door met zijn poot achter het oor te krabben. Dat