28
verschil was ontstaan over den onderhoudslast der dijken en
dat daarvoor 's graven beslissing ingeroepen werd. De graaf
vond daarin aanleiding als landsheer eene billijke regeling tot
stand te brengen en met de uitvoering te belasten eene com
missie, die vermoedelijk de eerste was, die geroepen werd de be
langen van den polder in zijn geheel te behartigen en daartoe
door den graaf bekleed werd met gezag boven de besturendie
over elk der toen nog bestaande vijf deelen des polders met
een bepaalden werkkring waren belast.
Er is tevens uit af te leidenen in beginsel werd dit door
den graaf bevestigd, dat elk dier vijf deelen, in het charter
genaamd die vijf zesde-deelen binnen de Schelveringe van
Burgh af,''' belast was met de instandhouding der dijken, of
wel van dat gedeelte der geheele omdijking, hetwelk tot dat
deel behoordeeen onderhoud te dier tijdezooal niet uitslui
tend dan toch grootendeels door de geërfden zeiven verrigt, die
in het deel, waarin zij meer of minder gegoed waren (land lig
gende hadden) een zekere lengte dijk te onderhouden hadden
zooals dat nog in het eerste gedeelte dezer eeuw plaats had
wat betreft het bekrammen en ter voller aarde houden van ze
kere einden dijkkaveldijken genaamden ookdat elk dier
deelen, vóór dat de graaf deze beschikking nam, de inlaagdij-
Jcen te leggen had, die bij rampen in den vooroever tot verze
kering van den polder in zijn geheel moesten gemaakt worden
in dat gedeelte der bedijking, dat voor rekening van het deel
moest worden in stand gehouden.
Het ligt in den aard der zaak, dat dit tot een zeer onge-
lijken dijk- en polderlast moest leiden. Niet alleen toch moest
het onderhoud en de instandhouding der dijken veel meer offers
vorderen op die plaatsen, waar deze het zwaarst werden aan
gevallen, doch nog onredelijker was hetdat, waar inlaagdijken
moesten worden gemaakt tot behoud van het geheele ligchaam
de last daarvan uitsluitend drukte op de geërfden in dat deel
waar die gemaakt moesten worden.
De graaf voorzag hierin. Hij benoemde eene commissie van