3a
de oostzijde des poldersdewijl de polders Zonnemaire en Noord-
gouwe te dier tijde nog niet bedijkt waren.
Den 14 October 14£3 vaardigde graaf Jan van Beheren
eene ordonnantie uitweder strekkende tot vereffening van ge
rezen geschillen wegens het onderhouden der dijken in Schouwen.
Uit den aanhef dier ordonnantie blijkt het, dat voortdu
rend tusschen de geërfden in Schouwen wonendezoowel bin
nen de steden als daarbuitengroot verschil en tweedracht
bestond ten aanzien der dijken van het gemeene land (den pol
der in zijn geheel)waardoor te vreezen wasdat bij den
zwaren aanval der stroomen, dien de polder te verduren had,
deze geheel te niet zou gaantenzij daarin wierd voorzienen
dat te dier zake zoowel edelen (ambachtsheeren) als onedelen
en poorters (de bewoners der steden) den graaf voortdurend
met klagten lastig vielen.
De graaf heeft zich daarop naar Zierikzee begeven en aldaar
vierschaar belegd. Hier werd beslotendat de graaf met zijn
raad eene ordonnantie op het onderhouden der dijkagie zou
makenwaaraan edelonedel en poorter zich zouden moeten
houden. Daaraan geeft de graaf gevolg, door terwijl hij zich
nog te Zierikzee bevond, de ordonnantie van bovengenoemde
dagteekening uit te vaardigen.
De aanleiding tot het ontstaan dier voortdurende geschillen
lag blijkbaar in de hoogst gebrekkige regeling van den onder -
houdspligt der verschillende vijfde-deelen. Nu elk vijfde-deel
te onderhouden had de dijken tot zijn vijfde-deel behoorende
moest die onderhoudspligt zoo ongelijk mogelijk op de geërfden
drukken. Niet alleen toch, dat die vijfde-deelen, wier oevers
het meest werden aangevallen den zwaarsten dijklast te dragen
haddendoch hier kwam nog bijdatnu in die vijfde-deelen
voortdurend door het maken van inlagendie weder verloren
gingen, gronden moesten worden buitengedijkthet getal der
gemeten waarop de dijklast in zoodanig vijfde-deel bleef druk
ken meer en meer verminderde en dus in dezelfde mate voor
elk gemet de dijklast nog bezwarender worden moest.