34 zijn in het daarop volgend tijdvak (het laatste der 15e tot het laatste der 16e eeuw) is het toch zoo goed als zeker, dat na de uitspraak van graaf Pi,oris V van 1291 nog voortdurend aan de zuidzijde veel grond verloren ging en moest worden buitengedijktzoodat de verdeeling van het onderhoud der dij ken, die het gevolg was geweest van diens uitspraak, niet houd baar meer was en de vijfde-deelen Zuicllancl en Poortambacht dientengevolge in oppervlakte zooveel verminderd warendat de billijkheid vorderde, dat de andere vijfde-deelen daarin te hulp kwamen. Men vindt dan ook bij Reigersberg in zijne beschrijving van 't geen is voorgevallen gedurende de regering van graaf "Willem van Beheren (omstreeks de helft der 14e eeuw)dat Schouwen te dier tijde aan de zuidzijde groote schade leed en tengevolge van grondbraakselen (oeverafschuivingen of dijkvallen) vele inlagen moesten worden gemaakt zooals men (dit leest men daar) dagelijks doende is omtrent Borrendamme en Zuidkerke. Zie Boxiiorn op Reugersberg, II p. 160). Boor Reijgers- berg wordt evenwel niet vermeld uit welke bronnen hij dit had geput. Uit deze ordonnantie in verband met die van Philips van Bourgondië van 13 Maart 1425 (nader te vermelden) is met grond af te leidendat het collegiebestaande uit de zes man nen die door graaf .Floris Y uit de verschillende vijfde-deelen in 1291 zijn benoemd, en uit den door hem aangestelden over man slechts eene tijdelijke commissie heeft gehadom te dier tijde eene meer billijke verdeeling van den dijklast in Schouwen tot stand te brengen en dat eerst in 1425 door graaf Philips een voortdurend centraal bestuur (het collegie van lurgemeester en lieem- raden) als regenten van den lande van Schouwen is tot stand gebragt. Bij ordonnantie van 19 Pebruarij 1424 draagt graaf Jan van Beheren aan zijn rentmeester van Beoosten-Scheld Ploris van Borsselen op, om voorloopig onder zijne regering te nemen en door zoodanige gezworenenals hij daartoe het geschiktst zal oor- deelen, te doen beheereu de 700 gemeten, met welke volgens

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 420