42
bereid warenom aan die sommatie te voldoenhen te dag
vaarden, om op zekeren dag voor hem of zijn grooten raad
(vermoedelijk dien van Holland en Zeeland) te verschijnen
teneinde aldaar tegenover de eischers in dezen (de regering
van Zierikzee) de redenen hunner weigering of oppositie in te
brengen.
De aanleiding tot dit bevel was blijkens de beschikking een
verzoek van burgemeester, schepenen en raad van Zierikzee
houdende klagt, dat genoemde Jan van Hodenpijl en de
overige reeds genoemden zich niet wilden gedragen naar
's graven beslissing omtrent 't geen in de gemeene rekening van
de dijkagie van Schouwen zou mogen worden verantwoord,
waarin zij in strijd met die beslissing ook wilden opgenomen
zien de wedden der heeren vasallen en officieren die beweren
daarop regt te hebben mthoofde hunner heerlijkheden en bedie
ningen, welke uitgaven daarentegen volgens 's graven beslissing
moesten worden opgeschort en buiten de rekening gehouden
tot dat de graaf, na gehoord te hebben zijn raad daarom
trent anders zou geordonneerd hebben.
Voorts blijkt het dat genoemde Jan van Hodenpijl c. s.
aanvankelijk wel bereid waren geweest, om 's graven beslissing
op te volgendoch daarna hadden doen blijkendat zij daar
mede niet tevreden warenjalater zelfs zich lieten voorstaan
(beweerden regt te hebben) dat zij zouden geraadpleegd wor
den en dat de rekening ten hunnen aanhoore zou worden ge
daan en wel in de heerlijkheid Haamstede't geen volgens
bewering van de regering van Zierikzee in strijd was met
het privilegie indertijd aan de stad gegeven en met 's gra
ven aan de opposanten gezonden brieven
en 2°. beveelt de graaf, zoo noodig, dat zijn groote raad
bovenbedoeld, na kennis genomen te hebben van zijne in Juny
te voren genomen beslissing en van de privilegiën door
hem aan die van Zierikzee verleend, na partijen in het ge
ding te hebben gehoordgoed en kort regt zal doen en dit
volle beslag doen erlangen summierlijk zonder lang proces.