4.3
De graaf verlangt dus, dat, wanneer aan de sommatie niet
mogt worden voldaandoor dien raad tussclien de strijdende
partijen bij regterlijke uitspraak zal worden beslist ter zake
van een gescbilwaaromtrent hij vroeger langs administratie -
ven weg eene schikking had trachten tot stand te brengen.
Het blijkt niet, welk gevolg dit bevel heeft gehad,
doch uit de ordonnantie van 26 Maart 1460 is af te
leiden, dat de graaf, om voor het vervolg de zaak,
waarover het geschil liep, voor goed uit te maken, het
noodig geoordeeld heeft eenige nadere bepalingen te maken
ten aauzien der collegiën van dijkgraven en gezworenen der
vijfde-deelen en van datgenewat ten laste van den polder
in zijn geheel zou mogen worden gebragt in de gemeene
rekening.
Den 26 Maart 1460 heeft Philips yan Boukgondië na
te hebben gevraagd het advies van zijn bailluw te Zie-
rikzee, van zijn rentmeester van Beoosten-Scheld en van ande
ren (zooals het daaruit luidt) een nieuwe ordonnantie uitge
vaardigd.
Na daarin gewezen te hebben op den grooten noodwaarin
de polder Schouwen verkeerde door hooge vloedendiepe grond
braken en wegens inlagen, die men spoedig tot behoud des
polders zou moeten maken, waarvoor groote uitgaven te doen
zijnbepaalt hij
1°. dat voortaan in de gemeene rekening van den polder
alleen zullen mogen worden opgenomen de kosten voor het
brengen van aarde aan den dijk en de kosten van sluizen
heulen, wateringen (watergangen) wegen en wat daaraan kleeft
en geene andere
2°. dat voortaan de dijkgravennu en in het vervolg hunne
functiën vervullen zullen met goede mannen, die daartoe nut
en oorbaar (geschikt en kundig) zijn.
Zij (de dijkgraven) zullen in het vijfde-deel, dat zij behee-
ren wel gegoed zijn en voor hun beheer hebben den penninck
van den gemeten (wat hun in ieders vijfde-deel per gemet is