47
blijken zakdat de gemeene rekening zou worden gedaan te
Haamstede en dus niet te Zierikzee, waar het centraal bestuur
zijn zetel had; uit hunne oppositie, om die rekening goed te
keuren, tenzij daarin ook uitgaven waren opgenomen, wier
opname door den graaf verboden was; en niet het minst uit
de zeer strenge maatregelen, die de graaf meende te moeten
nemen, om zijne ordonnantie van 1425 te doen naleven, blijkt
het welke krachtige oppositie tegen eene orde van zaken door
die ordonnantie in het leven geroepen er bestaan heeft, die
zich vermoedelijk reeds vroeger zal hebben geopenbaard,
hoewel mij geene documenten bekend zijnwaardoor hier
van blijkt; eene oppositie, die in 1460 en dus 35 jaren
later nog zóó krachtig wasdat klemmende bevelen dooi
den graaf moesten gegeven worden, om den tegenstand te
breken.
Dat door deze ordonnantie die tegenstand echter niet gebroken
is geworden blijkt uit het volgende:
Den 21 October 1469 werd door het Ilof van Holland en
Zeeland eene sententie uitgesproken tusschen de regenten van
den lande van Schouwen en de ambachtsheeren over lmnne
vrije gemete?i.
Uit die sententie blijkt, dat niettegenstaande de scherpe
ordonnantie van graaf Philips van 26 Maart 1460 ambachts
heeren toch bleven voortgaan in hunne ambachten van het
Vrijland (de vrije gemeten) ten hunnen profijte te hellen al
de lasten, zooals die hetzij als schot en bede ten behoeve van
den graaf, hetzij voor de gemeene rekening des polders van de
overige gemeten geheven werdenwaartoe zij te eerder gele
genheid hadden, dewijl, zooals uit het vonnis blijkt, door
hen in hunne ambachten werden geïnd alle zettingen van bede
en schot drukkende op de landen en erven binnen hunne am
bachten liggende.
De regering van Zierikzee, de rentmeester van Beoosten-Scheld
en de dijkgraaf van 't land van Schouwen hadden blijkbaar te
vergeefs getracht volgens de genoemde ordonnantie ook van de