53 lijkst was. De diepte was tot nabij den dijk toegenomen tot 17 vademen. Er wordt bijgevoegd, dat, indien ook die parochie mogt verloren gaanin den tijd van acht jaren niet minder dan vier parochiën door de zee van genoemd land zou den zijn afgenomenwaaruit niet alleen blijkt van het ont zettend grond verliesdat de polder Schouwen in die acht jaren aan de zuidzijde door grondbraken te lijden had, doch ook dat toen reeds de parochie Borrendamme in een vooruitstekenden hoek gelegen was en dus in noordwestelijke rigting de groote inham, die de polder aldaar heeftreeds voor een belangrijk deel bestond. Yermeldingwaardig is, dat volgens dat document te dier tijde de gemiddelde pacht van het hoorn- en weiland bedroeg vijf schellingen 1,50 der tegenwoordige munt) per gemet, en dat jaarlijks voor gewone uitgaven ten behoeve der dijhagie en ge- meene watering moest worden opgebragt 24 grooten [f ,60 der tegenwoordige munt) per gemet, bovendien schot en bede (wanneer die ten volle geheven werd) zoude bedragen 23 grooten ,57^ der tegenwoordige munt) per gemet, waarbij nog kwa men de geestelijke lasten voor missen in memorie der dooden zoodatwanneer er nu nog bijzondere uitgaven tot behoud des pol ders moesten worden gedaan de inkomsten door de lasten zouden worden overtroffentenzij vrijdom werd verleend van de helft van schot en bededie of voor den graaf of door edelen en ambachtsheereu geheven werd (welke vrijdom dus op 11^-groot per gemet kan geschat worden). In de W aterbouwkundige aanteekeningen van den hoofd-inge- nieur Conuad boven reeds genoemdvindt men vermelddat n men in 1495 genoodzaakt waseen inlaagdijk te leggen westwaarts van Loocxhavendie omging aan den west versten //hoeck van den verloren Cost en lang was 547 roeden," (Schouw- sche). Waar Loocxhaven en Verloren Cost hebben gelegen zal wel niet met volkomen juistheid zijn aan te wijzen. Men mag evenwel met zekerheid aannemendat die plaatsen lagen aan de zuidzijde des polders.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 439