59 roeden aan de buitenzijde dier sluis. Het Hof besliste dat de eischers de ambachtsheeren zoowel aan binnen- als buitenzijde dier sluis alleen op een afstand van 10 roeden van die sluis zouden mogen visschen en compenseerde de kosten van het proces. Voor de geschiedenis van Schouwen heeft deze zaak alleen in zooverre belang, dat hieruit blijkt van den nog voortdu- renden onwil van sommige ambachtsheeren tegen het beheer van den polder Schouwen door de regering der stad Zierikzee. He bevoegdheid tochom al of niet zóó nabij die sluis te mogen visschen, was zeker een zaak van weinig geldelijk belang, dat daarom alleen niet een proces zou zijn gevoerd tot zelfs voor het Hof van Holland, ware het niet, dat ambachtsheeren zich niet dan gedwongen wilden onderwerpen aan de voorschriften van een polderbestuur, dat zóózeer tegen hun zin het opperbe heer in handen had. Door den stormvloed van 14 December 1511 ging Burgh en Clauskinderen verloren. Zie Waterbouwkundige aanteekenin- gen bovengenoemd p. 75. Clauskinderen lag vóór het westelijk gedeelte van den tegen- woordigen polder Burgh en Westland en wel vóór het gedeelte, genaamd, Wester-Schouwen. Door Maximii.iaan en Karei. werden bij octrooi van 20 Januarij 1513 onder dezelfde voorwaarden het octrooi van 4 Januarij 1510 (betrekkelijk het stellen en vernieuwen van opper- dijkgraaf, dijkgraven enz.) voor den tijd van zes jaren verlengd, bestaande daarvoor (zooals in het document wordt vermeld) nog dezelfde redenen als vroeger. Uit een rapport en advies den 12 September 1563, uitge- bragt door den rentmeester van Beoosten-ScheldJeronimus van Serooskerke waarvan nog nader melding zal worden gemaakt) blijkt het, dat na verloop dier zes jaren, en dus in 1519, aan die van Zierikzee op hun verzoek nogmaals de aan stelling van opperdijkgraaf werd vergunddoch slechts voor een jaar. Volgens dat rapport was den rentmeester bij onderzoek

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 445