60 geblekendat te dier tijde voor den keizer redenen hadden bestaanom door commissarissen omtrent het beheer van den polder een bepaald onderzoek te doen instellenwaarvan het gevolg was geweest, dat het door Zijne Majesteit geenzins in het belang des polders geacht werd, om aan die van Zierikzee langer liet aanstellen van opperdijkgraaf te vergunnen, wegens diverse abuizen door die van Zierikzee of wel burgemeester en heemraden in het beheer gepleegd, en dat daarom door hem in 1520 aan de regering van Zierikzee die bevoegdheid was ont nomen en door hem zeiven weder een opperdijkgraaf was aan gesteld, namelijk Prederik van Kenesse heer van Male 1). Wanneer men van beide genoemde octrooijen (4 Januarij 1510 en 20 Januarij 1513) keunis neemt en tevens van dit rapport, dan is het niet gemakkelijk uit te maken wat inder daad de waarheid is geweest. Zou men uit de bewoordingen dier octrooijen kunnen aflei den, dat bij de collegiën van dijkgraven en gezworenen der vijfde-deelen de oorzaak schuilde van het wanbeheer in den pol der, en dat alleen daarom de regering van Zierikzee haren invloed heeft aangewend, om met de aanstelling van opperdijk graaf enz. te worden geoctrooijeerduit de bewoordingen van het rapport is daarentegen te onderstellendat het dier regering alleen is te doen geweestom zich uitsluitend van het beheer van dien polder meester te maken en dat abuizen of misbruiken van regenten van den lande van Schouwen (burgemeester en heemraden) het noodzakelijk maaktedat de opperdijkgraaf weder door den keizer werd aangesteld, en, zooals uit de acte van aanstelling van Jan Suijs Pz. in 1538 blijkt, met gezag bekleed werd geheel onafhankelijk van genoemde regenten. Het is wel mogelijk, dat de regering van Zierikzee, begee- Frederik van Renesse, ridder, heer van Oostmalle, Piershil en Grimmer- stein, stamvader van de tegenwoordig nog in Belgie bloeijende familie, geboren 1470, overleden 1538 en begraven te Breda. Hij trouwde 1501 Anna de Standa, vrouwe van Westmalle. Zie Genealogie Renesse in Annuaire 1870 bladzijde 216.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 446