66
jaren verleende vrijdom van de eerste helft van schot en bede
afloopen zou.
Uit dit document blijkt het, dat in 1528 een zware grond
braak had plaats gehad, die daags daarna door den commissaris
van Male was opgemeten en gepeildwaarbij bevonden werd
dat een breedte van 20 roeden lands was weggevallen ter plaats
waar men vóór het wegvallen nog 46 roeden uit den dijk
tot het water voorland had. De diepte van den grondval was
7 vademenwijdersdat 10 dagen daarna omtrent j uur
gaans noord-west van den vorigen val weder een grondval plaats
had, breed 14 a 15 roeden lands, waar men vóór het weg
vallen tot het water nog 50 roeden buitendijks kon gaan. De
diepte was daar 5 of 6 vademen. Tusschen die beide hadden
nog zoovele grondvallen plaats gehaddat men die wegens
hunne menigvuldigheid niet specificeren (in bijzonderheden om
schrijven) kon.
Op vasten-avond daaraanvolgende (1529) is op een half uur
gaans westwaarts van dien tweeden grondval ook nog een
grondbraak geschied, waardoor zes gemeten lands in de diepte
verdwenen. Waar het weggevallen voorland geweest was werd
6 a 7 vademen water gepeild.
Hierop volgde nog op 24 Julij 1529 eene grondbraak regt
vóór Borrendamme, waar men die geenszins verwachte, lang
10 roedenbreed 13 roedenen diepwaar men daags te
voren op het drooge liep, 10 a 11 vademen. De hier ver
melde 10 roeden lengte is vermoedelijk onjuist Wanneer men
de breedte en gepeilde diepte van den val in aanmerking
neemt, moet die val veel meer lengte gehad hebben
Volgens de bewoordingen van het octrooi ging op één kla
ren dag en met schoonen zonneschijn zooveel verlorenais
men gedurende 9 a 10 jaren had gemaakt.
Wordt hiermede vermoedelijk gewezen op de werken, die
men gedurende dat tijdvak had gemaakt, om zóó mogelijk
den stroomsaanval af te weren, dan is daaruit af te leiden,
dat ook de op advys van den heer van Male gemaakte