I 41 Vraagt men, waar al het geld ongeveer één half millioen gulden van daan kwam 't welk de Leenbank gedurende de eerste 12 maanden van haar bestaan uitleende? de bewaard gebleven boeken van de bank geven het antwoord. De Mid- delburgsche Bank van leening is van den aanvang afeene inrichting geweest welke ook wel geld schoot op kleine pan den door de minvermogenden aangeboden maar welke in veel ruimere matezoowel eene deposito- als eene geldhxnk was d. i. eene zulke, welke voor de bezitters van ledig liggende kapitalen een kantoor van geldbelegging, voor de kapitaal behoevenden eene crediet-instelling waswaar men geld tegen behoorlijke zekerheid leenen kon. Bij de, in vergelijking met onzen tijd, schaarschheid van gelegenheden om kleinere of ook grootere geldsommen, welke men niet in handelsondernemin gen wilde of mocht beieggenrentegevend te makenwas de oprichting van de Leenbank eene uitkomst voor allen die aan zulke belegging behoefte haddeninzonderheid voor weduwen weezen en andere onmondige personen wier roerende kapita len naar luid van de Ordonnantie op de Weeskamerniet an ders dan onder verband van twee goede borgen boven en benevens speciale hypotheekop rente mochten worden uitge zet. Geen wonder dan ook, dat de Weesmeesters zich haast ten met, bij monde van één hunner, Jeronimus Willemsz. Aschman tevens raadslid aan het collegie van wet en raad machtiging te vragenom arme en schamele weezen pen- n ningen die nu en dan ter weeskamer ledig bleven liggen //zonder te croiseren J) bij gebrek van dezelve te kunnen aanleggen op vaste hypotheek en twee borgen in de Bank van leening te mogen beleggenwelk verzoek de Raad den 24 November 1636 toestond, zoowel //aan de tegenwoordige als toekomende weesmeesters en voogden van weezenzonder //verder als deze jegenwoordige generale autorisatie van noode u te hebben derogerende zooveel nood in dezen de ordon- Croiseren en croisvoor intrest afwerpen en intrestis nog heden in Vlaanderen gebruikelijk.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 45