74 kige wijze, om zeedijken te onderhouden (eene zaak van zóó overwegend polderbelang) evenwel nog tot in de eerste helft dezer eeuw heeft stand gehouden. Den 18 December van hetzelfde jaar 1533 heeft keizer Ka kel V den polder Schouwen weder met vrijdom van belasting geoctroijeerd. Bij dat octrooi werd nogmaals gewezen op het groote grond- verlies, dat de polder Schouwen sedert zijn ontstaan reeds had geleden en meer bepaald dat door den hoogen vloed van 5 November 1530 de zeedijk aan de zuidzijde op twee plaatsen was doorgebroken en daardoor in de iulaagdijken op zestien plaatsen zulke groote gaten waren gekomendat de polder werd geïnundeerd en de bewonersverlatende hunne beesten en have, moesten vluchten, waardoor menigte van vee was ver dronken en wat nog gered en op het drooge was gebragt door gebrek aan voeder en het drinken van zout water grootendeels was omgekomen; wijders dat door de poorters van Zierikzee met veel bezwaar de dijken weer waren gedigt, doch na het sluiten van den dijk nog 15 a 16 weken verliepen, vóór dat door de slui zen het zeewater was verwijderd, zoodat, de polder zóó zilt was geworden, dat hij geene vruchten meer opleverde. In het document wordt ook nog vermeld, dat door de hooge vloeden van 1530 en 1532 in Zeeland vele polders waren ge ïnundeerd en daardoor verdronken land was ontstaan, waardoor de stroom, komende uit het Keeten, het Zijpe en Maerloo (het Slaakvereenigd met den grooten stroom van Zuidvlietdie voorbij Noordbeveland plagt te loopenzeer versterkt en toege nomen inviel op de zuidzijde van Schouwen meer dan ooit te voren nog had plaats gehadtengevolge waarvan na den vloed van 1530 niet een of twee zware grondelooze dijkvallenmaar zelfs vijf hadden plaats gehad, redenen waarom regenten van den lande van Schouwen vrijdom verzochten van alle schothe de en subventionhoe die wezen en genaamd zullen worden voor vier heventijden of 28 jaren. De keizer beschikte hierop door vrijdom te verleenen boven

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 460