77 de moeren en uitgedolven gronden die oorspronkelijk in het mid den des polders lagen. Hierdoor was men verpligt verschillende inlagen te maken en wel terstond een groote, beginnende aan den bout, die het laatst gelegd was te Brieskerke, komende van achter de kerk aldaar en strekkende tot den hoek der inlaag te 's Heer- arendshaven in 1534 gelegd waarvan de inlaagdijk lang zou zijn 800 roeden en die bij raming kosten moest f 50,000 en waardoor tevens de beide dorpen Brieskerke en Zuidkerke zou den worden huitengedijkt. (Uit dit document mag men dus af leiden dat de inlaagdijkin meermalen reeds aangehaalde Waterbouwkundige aanteekeningen p. 76 vermeld, als in 1534 aanbesteed, waardoor beide genoemde dorpen zouden worden buitengedijkt, eerst gemaakt is na deze groote in 1537 en 1538 voorgekomen dijkvallen, en dat die op 23 Maart 1534 aanbestede inlaagdijk eene andere is geweest en wel vermoe delijk de in dit octrooi vermelde, die in 1534 tot 's Heer- arendshaven werd gelegd). Nog moest een tweede inlaagdijk worden gelegd, beginnende van den oostelijken bout van de inlaag van 's Heer ar endshaven naar Borrendammewaardoor de Roode (eene lokaliteit die ook elders nog genoemd wordt) en nog meer zou worden buiten- gedijkt. Het was bovendien te vreezen dat ook nog een derde in laagdijk zou moeten worden gelegd aan den hoek van Bor rendamme, waardoor deze zou worden buitengedijkt. Teneinde de ontzettende kosten van al die werken te kun nen bestrijdenhadden regenten van den lande van Schouwen den keizer gevraagd vrijdom ten eeuwigen dage van de eerste helft van schotheden en alle subventienvroeger reeds ver leend tot 1540 en van de andere of tweede helft van deze voor den tijd van tien jaren na afloop der loopende gratie dier tweede helft, die eindigde 1540. He keizer zond daarop commissarissendie met deskundige personen zouden overwegen

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 463