81 f 14000 en liet gewoon onderhoud der dijken nog f 16000, waarbij dan nog komen zouden de kosten der beide in 1542 te maken inlaagdijken. Dewijl de geërfden een en ander onmogelijk zouden kunnen bijeen brengenhadden regenten van den lande van Schouwen den keizer gevraagd 1°. vrijdom der eerste helft van schotbede enz. voor eeuwig 2°. vrijdom der tweede helft daarvan voor 25 jaren en 3U. nog een geldelijk voorschot van f 50,000 waarvan de helft zou worden ontvangen met St. Maarten (11 Nov.) 1541 en de andere helft met St. Maarten 1542 en welk gel delijk voorschot in acht jaren (vermoedelijk aanvang nemende met 1543) jaarlijks met een-achtste gedeelte zou worden terug gegeven. De keizer heeft hierop bij dit octrooi beschikt door aan zijne den 24 Februari] 1538 verleende gratie deze uitbreiding te gevendat 1°. de vrijdom der eerste helft van alle schot en bede bij dat octrooi geaccordeerd voor 18 jaren, in te gaan met 1540, en dus tot 1558 met nog 18 jaren werd verlengd en dus ge accordeerd tot 1576; 2°. de vrijdom der tweede helft van schot en bede reeds geaccordeerd of later nog te accordeerendie bij genoemd octrooi was verleend voor zes jaren werd verlengd met gelijke zes jaren en dus tot het jaar 1552. Het gevraagde geldelijk voorschot van f 50,000 werd niet gegeven. Uit de bewoordingen van het octrooi blijkt het ten duidelijk ste dat de keizer beoogdedatzoo mogelijkzou verlaten worden de vroeger al te zeer bewandelde wegom bijna uit sluitend door het maken van inlagen het overige des polders te behouden. Was dit in vele gevallen onvermijdelijk geworden, het blijkt evenwel ook niet minderdat daarmede was gepaard gegaan eene laakbare verwaarloozing van de voorliggende nog zeewe- Archief IIIe. dl. 3e. st. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 467