84
Volgens dit document waren de onkosten der kaveldijken in
de laatste twee jaren reeds met een derde vermeerderd.
Om die redenen verzochten regenten van den lande van
Schouwen vrijdom van de eerste lielft van schot en bede, boe-
wel reeds geconsenteerd tot 1576, voor eeuwig en van de tweede
helft die met St. Jan 1552 vervallen was, voor nieuwe 25
jaren.
De keizer verklaarde bij dit octrooi dat vooralsnog onnoodig
was den vrijdom van de eerste helftdie nog voor 23 jaren
verleend waste verlengen doch van de tweede helft verleende
hij nieuwen vrijdom voor negen jaren.
De penningen uit den nu weder verleenden vrijdom voort-
vloeijende, moesten evenwel uitsluitend worden gebezigd voor
buitenwerken en niet (zoo luidt de beschikking des keizers) voor
het maken van inlaagdijken. Met die buitenwerken tot afwe
ring van den invallenden stroom moest menbeginnende van
Borrendamme of Rodeewestwaarts op voortgaan en hoofden
maken tot eene diepte van vijf of zes vademen. De keizer
beveelt tevensdat voortaan geen inlagen ?neer mogen worden
gemaaktdan met zijn consent om zekere redenen (zoo leest
men) hem daartoe moveerende.
Hierdoor blijkt het dus weder, dat naar het oordeel des
keizers of van hendie hem adviseerdente ligtvaardig tot
het verlaten van den zeewerenden dijk en het maken van in
laagdijken werd overgegaan.
Of de volgens 's keizers bevel te maken hoofden doeltrefiende
werken zijn geweest om het kwaad te bestrijden mag worden
betwijfeld. Het blijkt niet, in welke mate aan 's keizers be
vel gevolg is gegevendochindien zulks geschied isdan
hebben de daarna nog voorgevallen rampen aan dit zóó zwaar
geteisterde oevervak wel bewezendat door die hoofden de
kracht en de werking van den stroom niet afgewend ge
worden is.
In de Waterbouwkundige aanteekeningenboven meermalen
reeds aangehaald, wordt vermeld, dat in 1553 Schouwen ge-