94 Zeeland, die hem brief van commissie verleende. Hij werd mede beëedigd in de Eekenkamer van Holland. Naast hem hadden zitting zeven gezworenen mede door den Raad van Zie- rikzee benoemd die door den dijkgraaf beëedigd werden. In het poortambacht hadden zij gelijke bediening en be voegdheid als dijkgraven en gezworenen in de overige vieren- deelenonder dezelfde praeëminentie en superintendentie van het eollegie van Burgemeester en heemraden. De staten lands van Schouwen was eene vergadering be staande uit heemradenopper dijkgraaf met de onderdijkgraven en gezworenen, den rentmeester van Beoosten-Scheld; burgemees ter schepenen en raad van Zierikzee en al de breede geërfden van het land van Schouwen (zonder vermelding van het gemet getal noodig om als breed-geërfde in aanmerking te komen.) Deze vergadering werd door den voorzittenden burgemeester in het eollegie van burgemeester en heemradenna het advies en goedvinden van deze te hebben ingewonnentweemaal 's jaars bijeengeroepen ter gewone vergaderingnamelijk om streeks Paschen en vóór Kerstmis. In de eerste vergadering deed de burgemeester door der heemraden-klerk (griffier van dat eollegie) voorlezen het resul taat der peilingen van den oever aan de zuidzijde, waar die oever het meest werd aangevallenzooals burgemeester en heemraden die met het lood vóór het houden dier vergadering hadden doen plaats hebben, daarna werd in deliberatie ge- bragt, wat naar aanleiding dier peilingen in hetzelfde jaar tot instandhouding des polders zou moeten worden verrigt, hetzij door het maken van inlagen, hetzij door buitenwerken te maken of te onderhoudenen ook wat naar meening van burgemeester en heemraden en opperdijkgraaf overigens tot 's lands oirbaar in dat jaar diende te geschieden. Aan het oordeel dier vergadering werden dus onderworpen al de werkendie in de gemeene rekening zouden moeten worden verantwoord. In het recueil staat vermeld, dat- op al die zaken een ie-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 480