104 tusscheu die van Zierikzee en den opperdijkgraaf in 'i ramen en leggen van eenige hoofdendammen en andere werken tot groote schade des polders het noodzakelijk wasdat door zijne majesteit omtrent het beheer des polders nader orde werd gesteld en tevens verklaard, wie voortaan de overste zal zijn, hetzij de opperdijkgraaf door zijne majesteit aangesteld en van zijnentwege beëedigd, of wel de burgemeesters van Zierikzee door de regering dier stad èn gecommitteerd èn beëedigd, advyseerende ten slotte, dat met het beheer moge belast worden een persoon voor de betrekking van dijkgraaf wel bekwaam en niet subject den eed van de regering van Zierikzee. Ook hier rijst weder de vraag: Wat is de waarheid? Uit het recueil zou men afleiden, dat in het beheer van dijkgraven en gezworenen grove misbruiken plaats haddendat die zelfs de aannemers waren van het onderhond der zeedijken op welk onderhoud zij in hunne kwaliteit toezigt hadden te houdenterwijl men zelfs niet schroomde in dit officieel do cument het gevoelen uit te sprekendat de opperdijkgraaf door giften en gaven zich zou laten bewegen, om dijkgraven en gezworenen als waardijkers handelingen te laten doen zeer in het nadeel des polders; terwijl uit het rapport van den rentmeester van Beoosten-Scheid is af te leidendat de re gering van Zierikzee ten onregte dijkgraven en gezworenen dei- drie vierendeelen (poortambacht uitgezonderd) van nalatigheid be schuldigden en regenten van den lande van Schouwen integen deel meer dan zij nalatig waren in het onderhouden van dat gedeelte der dijken, dat direct onder hun beheer was. Boven bedenking blijkt evenwel uit deze documenten, dat in 1563 tusschen de regering van Zierikzee en regenten van den lande van Schouwen aan de eene zijde en tusschen den- rentmeester van Beoosten-Seheldden opperdijkgraaf, ambachts- heeren en dijkgraven en gezworenen der vierendeelen in Schou wen aan de andere zijde bestond eene zeer slechte verhou ding en dat de langdurige strijd om het gezagdie een aan vang had genomen met het tijdstip, waarop de regering van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 490