112 voor den oorlogopdat stad en land weder bevolkt mogt worden als zijnde thans bijkans ij del van volk; Dit werd tot wederopzeggens toegestaan. 2°. Octrooi, dat alle imposten op bierwijn, geslagt en alle anderedie men van ouds in ZierikzeeBrouwershavenliet platteland van Schouwen en annexe polders ten behoeve der gemeenezaak gewoon was te heffenter beschikking stellen zou van regenten van den lande van Schouwen tot instandhouding der dijkagie. Ook dit werd als boven vergund. 3°. Dat onmiddelijk zou worden beschikbaar gesteld eene som van f 3000 a, f 4000 ten einde eenige onontbeerlijke materialen tot instandhouding der dijkagie aan te koopen. Hierop werd geaccordeerd de heffing van 's koning domei nen in DreischorZonnemaireNoordgouwe en Schouwen van den laatsten oogst 1576 en 't geen te dier zake nog wegens de vorige jaren door de pachters verschuldigd of onder den rentmeester van Beoosten-Schelde berustende wasmits de helft daarvan zou worden aangewend ten behoeve van den Zuiddijk van Schouwen en de wederhelft aan de dijkagie van Bommenede. 4°. Dat de prins bij de generale staten zou voordragen eene goede som van penningenom die van Schouwen in staat te stellen in de aanstaande lente (1577) den doorgestoken dijk weder te kunnen digteu en het land ververschen. De prins beloofde dit te zullen doen. (Uit het boven reeds medegedeelde is evenwel af te leiden dat dit zonder gunstig gevolg is geblevennu door de regering van Zierikzee en de poorters dier stad de middelen tot het dig- ten van den doorgestoken dijk verschaft zijn.) 5°. Dat men al het glui binnen Schouwen en annexe pol ders zal mogen opvorderen tegen 8 schellingen het honderd en buiten die polders in 't land onder het gouvernement van den prins voor 6 schellingen met het oog op vracht en onkosten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 498