114. dig wasnagenoeg twee jaren nadat stad en land van den vijand reeds waren verlost gewordeneen zóó ingrijpenden en voor velen (die zelf zeer zullen geleden hebben) zeker ruïneusen maat regel te nemenom het van bewoners schier ontbloote en verlaten land van Schouwen weder te doen bevolken. Den 22 October 1578 hebben gecommitteerde raden van Zeeland uitspraak gedaan tusschen die van Brouwershaven en ZieriJczee over het committeeren van twee heemraden door die van Brouwershaven in het collegie van regenten van den lande van Schouwen. Uit deze beschikking blijkt, dat de regering van Brouwers haven op grond dat de imposten op wijnhier enz. in Zie- riJczeeBrouwershaven enz. die vroeger ten behoeve van het gemeen e land werden gehevennu beschikbaar waren gesteld voor de dijkagie van Schouwenbeweerde aanspraak te hebben om twee leden uit haar midden te committeeren in het collegie van burgemeester en heemradenten einde over genoemde dijkagie beheer te helpen voeren. Niettegenstaande de tegenspraak van de regering van Zierik- zeezich beroepende op het haar verleend privilegiebesloten gecommitteerde raden, dat gedurende een tijdvak van zes jaren waarvoor het octrooi van dien impost was verleend, de rege ring van Brouwershaven uit haar midden twee personen zou kunnen committeerendie gelijke bevoegdheid zouden hebben als de zeven heemraden door de regering van Zierikzee benoemd mits ook zij door den rentmeester van Beoosten-Scheld zou den worden beëedigd, doch zonder consequentie voor het ver volg. Het blijkt niet, dat ook daarna nog gecommitteerden uit de regering van Brouwershaven in gezegd collegie zitting hebben gehad, waaruit is af te leiden, dat na verloop van dien ter mijn van die bevoegdheid niet verder is gebruik gemaakt. Den 11 November 1578 werd een accoord getroffen tusschen regenten van den lande van Schouwen en de eigenaars van den Haard om tot wederopzeggens het water van dien Haard door

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 500