115
het land van Schouwen te mogen ïoozen. Den 27 Augustus
1588 werd dit accoord nader bevestigd.
Uit deze acten van accoord blijkt hetdat die eigenaarsbe
halve het voldoen aan zekere daarbij gestelde voorwaardenaan
den polder Schouwen voor suatie-penningen jaarlijks zouden be
talen 3 vl. en ook dat reeds toen die Haard door een dijk
van Schouwen afgescheiden was.
Den 7 October 1579 rapporteerde de burgemeester van Zie-
rikzee in den raad dier stad, dat door een hevigen storm en
hoogen vloed de dijken bezuiden en bewesten (de stad?) zeer
gebroken waren en ook het gat benoorden de keeten was ont
sprongen en dat er geen geld was, om de dijken in den aan
staanden winter in stand te houden.
Hierop werd beslotendat de burgemeester eenige thesau-
rieren en schepenen bij zich zou roepen, om zamen midde
len te beramenom 't land van Schouwen te hulp te komen
en dat men tegen den aanstaanden vrijdag beschrijven zou
die van BrouwershavenWestlancl en van de annexe polders
van Schouwen, om gezamenlijk met eenigen der notabelste bur
gers de zuid- en «oe^-dijken te visiteren en van deze oculaire
inspectie genomen hebbende mat te slaanom die dijken vóór
den winter zooveel mogelijk te herstellen. Het blijkt hieruit,
dat aan regenten van den lande van Schouwen ten eenenmale
de middelen tot instandhouding der zeewering ontbraken.
In de vergadering van den raad der stad Zierikzee van 10
Junij 1580 is een belangrijk beginsel van polderbeheer ter
sprake gebragt. Nadatvermoedelijk ten gevolge vau de in
het laatst van 1579 genomen maatregelen, de geteisterde dijken
ter volle aarde en onder mat waren gebragt ('t geen buiten
bezwaar der geërfden of pachters en gebruikers zal zijn geschied,
op wie volgens het dijkregt van Schouwen de verpligting daar
toe rustte) werd in deliberatie genomen op welke wijze voortaan
de dijken in goed weerbaren staat zouden worden gehouden en
wel of men dit zou doen uit de gemeene middelen of de
beurs "s lands van Schouwen (door geueraleu omslag dus)