117 naar de pacht regelden zoodat het geldelijk bezwaar aan dat onderhoud verbonden tot dien tijd bleef buiten den omslag die voor den polder geheven werd en ter beschikking van het polderbestuur kwam. Deze abnormale wijzeom zeeweringen in stand te houden mag als de hoofdoorzaak worden aangemerkt van den ellendigen toestandwaarin tot in het begin dezer eeuw vele dezer dijken verkeerden. Den 7 April van dat jaar had een belangrijke dijkval bij Koudekerke plaats, die tot het leggen van een inlaagdijk ver- pligtte. Men leest toch, dat in de raadsvergadering van Zie rikzee den 16 April 1581 besloten werd ten gevolge van dien dijkval een inlaagdijk te leggen. Dewijl de tegenwoordige inlaagdijk van Koudekerke eerst in 1654 gelegd isis de in 1581 gemaakte inlaag verloren gegaan. Dit heeft aanleiding gegeven tot een voorstel van den bur gemeester van Zierikzee in den raad dier stad op 12 Mei 1581 1°. om aan zijne excellentie (den prins) te verzoeken a. de continuatie van de imposten en generale middelen voor twee jaren na expiratie van 't verleend octrooien b. de continuatie mede voor twee jaren van 't octrooi ver leend 2 Maart 1580. (Het blijkt niet welk octrooi toen is verleend geworden). 2°. Beschrijving te doen van de imposten over de bezaaide gemeten 3°. te verzoeken de impositiën bij de staten geconsenteerd over 't kwartier van Schouwen en de redemtie van den C pen ning en ook de 4 grooten op elke ton bieren 4°. een geschot te heffen van 12 schellingen per gemet. Daarop werd besloten voor vier jaren te vragen de continuatie van bedoelde 2 octrooijenzonder dat melding wordt gemaakt van het genomen besluit op het overige voorgestelde. Op het verzoek tot verlenging van het octrooi schijnt eene gunstige beschikking te zijn verkregen. Men leest toch, dat den 25 Maart 1582 in den raad der stad Zierikzee besloten

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 503