119 huizen enz. en indien men daarmede geen genoegen nam, zou den de gedeputeerden den CC penning daarvan aanbieden. Noch het een noch het ander kon bij de staten bijval vin den. Hierop kregen de gedeputeerden bij besluit van 18 April 1588 last met het vorig gedaan aanbod op subsidie te blij ven aandringen en te bedreigen met de weigering van de verschaffing der 80 bootsgezellen, die Zierikzee als contingent moest leverenen ook van de prolongatie der penningen bij de steden op den C penning voor 1587 geadviseerd. Gedeputeerden hebben daarop gerapporteerd, dat de staten van oordeel warendat de val met rijswerk voldoende kon worden verzekerd en het maken eener iidaag onnoodig was. Daarop werd den 23 April 1588 besloten de staten van den Lande van Schouwen bijeen te roepen en onder rapport, dat de staten vati Zeeland ongenegen waren subsidie te verleenen voor te stellen tot het maken van de inlaag zoodanig geschot te heffen, als de gemeten zouden kunnen verdragen. Dewijl de inlaag eerst in 1591 voltooid werd, schijnt men de daarvoor gevorderde gelden over drie of vier jaren te hebben verdeeld. Blijkens het in de raadsvergadering van 6 Junij 1588 ge rapporteerde schijnen de staten van Zeeland eindelijk toch eenige subsidie te hebben verleend, namelijk vrijdom van den C penning voor het jaar 1588, mits die van Zierikzee in de andere punten consenteerden (hunne bovengenoemde weigering introkken). Hieraan schijnt gevolg te zijn gegeven, dewijl men later (1.6 April 1589) vermeld vindt, dat aan de gedeputeerden ter sta tenvergadering last wordt gegeven te consenteeren in den C pen ning als in V verleden jaarmits dat die over den lande van Schouwen geemployeerd worden voor de nieime inlaag. Dat bedoelde inlaag aan Schouwens ingelanden belangrijke of fers heeft gekost blijkt hieruit, dan men den 16 Maart 1590 besloot tot bevordering van den inlaag een geschot te heffen van ƒ2,per gemet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 505