123 voor 't ontbrekendevan die korte aanhalingen en uittreksels gebruik makenom ons zijn innemend menschenbeeld zoo wat vollediger nog voor den geest te roepen. Men weet, dat het de Vlissinger herder en leeraar Te Water was, die het eerst van zijn dichterlijken aanleg nadere kennis nam, en die te leiden en ontwikkelen zocht. Naar hij ons meêdeelt, droeg hij daartoe den toen 20-jarigen Bellamy ter oefening opom een brok uit Onno Zwier van Haren's Geuzenin de eerste bewerkingen toen zij nog den titel Aen liet Vaderland hadden in anderen vorm over te gieten en meende daaruit al aanstonds te bespeuren, //hoe hij een goed dichter zou kunnen worden'''; de bewerkte proef zelf kon hij later niet terug vinden, en hield haar dus voor verloren Intusschen is zij onder Bellamy's papieren, in 's dichters eigen handschriftnog voorhandenen vangen we dus onze mededee- lingen best met haar zelve aan UIT HET ACHTSTE GEZANG AAN HET VADERLAND, DOOB. Jhi\ ONNO ZWIER VAN HAREN, Eriesch edelman, op een vrijen trant gevolgd. Schoon dikke duist erniss' het halve rond bedekt terwijl het zonnelicht den tegenvoeter wekt En zich een stille rust verspreid in deze streken, blijft 's opperkonings oog steeds wakend' onbezweeken, niets blijft verborgen voor dat alomziende oog hij ziet zeer lage neer, al zit hij hemelhoog! Bedenk ditsterveling eerbiedig 't Alvermogen g' ontwijktwaar gij ook gaatnooit zijn doordringende oogen de Heer slaat alles gaê, hij neemt elks doen in acht; Zijn glinstrend oog ziet zelfs in 't holste van de nacht. Zie de aanhaling uit op schrijven Gedenkzuilbladz. 20,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 511