124 In 't eeuwig Hofgcbou tiaar is een throon gesticht Omringd van heerlijkheid, en godlijk Hemellicht: Van daar zend d'Opperheer Zijn wetten naar beneden daar neemt Hij gunstig aan het offer der gebeden daar darteld blanke deugd op 't glansig vloertapijt daar word den Hogen God een lofzang toegewijd op hooge toonen, door geen sterv'ling naê te zingen, daar rold een Hemelstem door die verheven kringen en juicht dien Naam ter eer daar 't gansch Heelal voor beeft! Intusschen rijst een stemGenadig Godvergeeft Door 't gausche waereldruim word d'Opperheer begroet elk valt d'Almachtige op zijne wijs' te voet dus eerde men al vroeg de goude zonnestralen het glinstrend starrenheirdanspot niet met dit dwalen Hoe straald des Scheppers macht in al die lichten door hier gaat het heidendom den Christen zelve voor en leerd hem zijnen plicht, om in die groote werken des Scheppers wijsheid en Zijn grote kracht te merken. Hoe blinkt door 't gansch Heelal Zijn macht en wijs beleid door al het schepsel's mond word Zijnen lof verbreid Hij zelv' heeft in elks hart, met Zijn' geduchte hand een regel van Zijn wil, Zijn hooge wet geplant. Zijn oog doorziet het hart der brossche stervelingen. Hij stierd en richt den loop der ondermaansche dingen. Van Hem daald alles af, en voorspoed, en geluk, Het OorlogHongerPest en tegenspoed en druk men zal alom vergeefs in 's weerelds verste hoeken naar hulp in tegenspoednaer heil en welvaart zoeken bij Hem is 't al alleen, 't daald alles van Hem neer: Zoekt dan o stervelinguw heul bij 's Hemels Heer. Komzangstersla 't gezicht naar 's Hemels blaauwen boog bezie het talloos heir der sterren met uw oog bezie de zon de maan die grote Hemellichten die hunnen juisten loop naar Zijn bevelen richten, hoe blinkt Zijn Majesteit door deze glansen heen Hoe zien we aan 't starren dak Zijn luister van beneên de wondren der natuurin zoo veel groote ronden en nooit wierd 't hoog bevel door al dien stoet geschonden huu vasten loop blijft steeds op 's Hemels wil gegrond zij houden 't zelfde spoor sints 's waerelds uchtendstond.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 512