vertegenwoordig ik u aan mijn geest, terwijl mijn hart het on- volkomene van deze verbeelding beschreit. Schrijf mijhoe uwe moeder, en die anderen, zich aangesteld hebben na mijn vertrek. Zal ik het beursje haast krijgen Morgen of overmorgen ga ik naar Utrecht Het duurde echter nog vier dagen vóór hij vertrok. Zijn vriend, de koopman J. van dek Woordt vader van den bekenden jonggestorven dichter had hem een brief aan den uitgever den Hengst meegegevenen deze ontving hem met de meeste heuschheiden hield hem zoo lang aan de praat. //Mijn vriend!''' schreef hij dien 16eu 's avonds laat aan van der Woordt: //thans ben ik in Amsteldam; doch ik ben eerst dezen morgen hier gekomen. Het was kwartier over zes toen ik bij den Hengst aanschelde. v Mijnheer is nog niet bij de hand", zei het meisjen, //doch ik zal hem roepen". Nu volgt het eerste tooneel Mijnheer den Hengst, in een gelen nachtjapon de trappen afkomende. Ik. Mijnheer den H., ik ben uw dienaar; hoe vaart gijp Hij. Om u te dienen, mijnheer; maar ik heb het geluk niet u te kennen. Ik. Dat geloof ik ook, mijnheer; de schrijver van dezen brief zal u beter bekend zijn. Ik. Ja, mijnheer; en ik ben Beleamy. Om het u maar kort te zeggende heer den H. bewijst mij alle mogelijke beleefdheiden ik vermaak mij ongemeen in zijn gezelschap. Maar, eer mij dit door het hoofd gaat, hij heeft gevraagd, of gij wel denkt aan dat boekje? Waar zoudt gij nu wel denken, dat ik den avond doorge bracht heb? Bij den ouden lieer de Bosch! een buitenge meen vriendelijk menschHij wil in mijn Album schrijven. Hoeveel Oden denkt gijdat hier verkocht zijn Niet één 147 Hij wreef zijn oogen. Die brief is van mijnheer van der Woordt? Hij. Kom, mijnheer, ga binnen! Gij zult bij mij ontbijten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 535