49 en consorten was verpacht, niemand eenige panden zal ver mogen te beleenen anders dan tot 6 j pCt.op poene dat //diegene die op eenige panden eenig geld zal hebben gegeven *en hooger intrest als 65 pCt. 's jaars zal hebben bedongen, //zou verbeuren 20 pCt. van het kapitaal voor de eerste maal //en voor de tweede maal, boven die 20 pCt., eene obligatie //van 50 vl. sprekende ten laste van de bank van leening, «ten profijte van de stad; en meermalen bevonden wordende, //tot arbitrage van burgemeesters en schepenen 1)." Gelijk verbod werd ook later uitgevaardigd, bij de Waar- schouwinge van 12 Februari 1724, en bij de Ordonnantie voor liet huys van leeninge en de Waarscliouwinge (beiden) van 8 Januari 1757 en bij de Ordonnantie op het inbrengen in de leenbankvan denzelfden dag. Bij eerstgenoemde Waar scliouwinge werd tevens aan een ieder verboden eenige pan den van goudzilverkleederen als andersbeneden de waarde van 5 te beleenen; en de straf van 50 in obli- gatien ten laste van de bank, veranderd in 50 in geld. Yan dien tijd af, d. i. van 1 Januari 1679, tot 1 Juni 1855 toen de Stad de Leenbank wederom in eigen beheer nam is deze verpacht geweest; en wel: van Jan. 1679 31 Dec. 1692, aan Jan en Willem Macquet, tegen 100 's jaars; den 28 Juli 1692, voor 7 jaren vast en 7 jaren optie, aan Matheus en Isaac de Crane, tegen 425 's jaars; den 28 Februari 1699, aan dezelfden, die ver klaard hadden van de 7 jaren optie afstand te doenten ware men hun de bank voor 250 's jaars wilde laten gelijk geschiedde; den 4 September 1706, aan Matheus de Crane voor 7 jaren vast en 7 jaren optietegen 200 "s jaars; den 10 Augustus 1720 aan dezelfden, als voren, tegen 204, van welk recht tot optie Matheus de Crane geen gebruik maakte, die den 21 Juni 1727 opzijn verzoek van de pacht werd ontslagen welke aan zijn broeder Jaco- 0 Reg. van publicatienn°. 2, Archief IIP. dl., 1«. st. 4

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 53