154 u niet langer ophouden. Vaarwel, mijnheer, ik beveel mij in uwe bestendige vriendschapIk blijf met achting Mijnheer! uw vriend Bell ami. NB. Bit had ik nog vergeten mijn attestatieals ledemaatheb ik verzuimd te halen; mag ik u ver zoeken zoo gij gelegenheid hebt mij die eens over te zenden? Mejuffrouw Aïwei.i. had gezegd, dat zij mij een brief zou geven aan den heer Lambrechtsen doch zij laat zoo even zeg gen dat zij niet schrijven kanzij verzoekt heur hartlijkste groete te doen aan mevrouw de wed. vau den heere Lambrecht sen, aan den heer pensionaris, en verder aan al heure vrienden. Zij is zeer welvarende, behalve een ongemak aan haar duim dat reeds vier weken geduurd heeft. Ik zou dit zelf wel aan den heere L geschreven hebben doch mijn ongesteldheid ver ergert weder, zoodat het schrijven mij moeilijk valt. Aan zijne moederacht dagen later Utrecht, den 1 April 1782. Zeer geliefde moeder! Ik heb thans gelegenheid, om onder couvert van Corbelijn a) aan u te schrijven. Ik heb uit den brief van Oapei.le verstaan, dat gij nog welvarend zijt, en uit den brief van den heer van der Woordt heb ik gezien, dat gij voor een dag of drie naar Middelburg geweest zijt. Ik ben thans redelijk wel, doch ik moet mijn kamer houden wegens een dikke wang, door de tandpijn veroorzaakt. Hoe vaart moei Adriaantje en Grietje Groet ze beiden van mijnentwege. Groet ook Nortier, zijn vader, moederen zuster. Maar hoe vaart onze kat Kleeuwens zal zeker deze week wel aan mij schrijven; zoo gij iets te zeggen hebt, moet J) Aan wien hij in dezen tijd zeker zijn Kaperslied ter uitgave zondzie boven bl. 149, aant. 2).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 542