157 De tweede reden is wat omslachtiger: 2. Gij neemt het mij niet kwalijk, mijnheer Bkoes, als ik zeg, dat gij tot dat soort van schrijvers behoort die te veel in hunne lezers veronderstellen. Uw brief heeft mij aanleiding gegeven om dit te denken. Ik versta geen Arabischmijnheervolstrekt niet. En even wel zou ik, onder verbetering, nederig durven gelooveu dat gij uhier en daarvan Arabische woorden zoo al nietdan ten minste van Arabische letters bediend hebt. Bij de eerste lezing sloeg ik al wat mij Arabisch voorkwam maar over. Doch toen ik voor de tweede maal den brief lezen zou was ik een weinig meer ingespannenmaar het Arabisch bleef het Arabisch Wat zou ik doen P Ik heb geen Oostersch Lexicon hoegenaamd lezen en weder lezenDeze oefening heeft mij eindelijk zoover gebrachtdat ik 111 staat ben eenige woorden uitgezonderd uw brief geheel te verstaan. Studio et Labore zeide ik op een toon, die te kennen gaf, dat ik zeer wel over mijzelven voldaan was, Dit lag mij op het hart; ik weet, dat het u niet helpen zal; zoo ik dit dacht, ik zou verschooning over mijn aanmerkingen vragen. Ik zal uw voorbeeld volgenen uwen brief van stuk tot stuk nagaan. Bij de aankomst van uwen brief was mijne ongesteldheid nog niet gewekensinds voorleden saterdag heb ik niet van mijn kamer geweest. Een hevige tandpijn heeft mijn aangezicht der mate doen opzwellen wel te verstaan mijn ééne wang - dat het volmaakt naar de maan geleekwanneer zij half verlicht is. Nu begint het beter te wordenen ik heb hoopdat het deze week geheel gedaan zal zijn. Ik dank u zeer voor de gunstige berichtendie gij van mijne zaken hebt meegedeeld; den brief aan juffer Atweui. zal ik brengenenzoodra ik het noodig hebvan deze vriendelijk heid des heeren Lambkechtsen met, dankbaarheid gebruik ma ken. Een week of twee zal ik nog wel kunnen wachten. De

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 545