163 Zoo even hoor ik het gerucht, dat in Zeeland een opstand zou zijn tegen Zijn Doorl. Hoogheid, bij de gratie Gods Prince van Oranje, onzen wettigen Stadhouder. Piemel! ik verschrikte. Mijne rust- en vredelievende Zeeuwen! Zoudt gij dus omtrent uwen braven Yorst handelenDit zij verre van u Ik moet eens naar benedenom te zien of het goed voor mijn lubbes naar mijn zin is. Zooik denk wel, dat het goed zijn zal. Het batist is van twee guldens, vier stuivers, en acht penningen en het linnen van van dit weet ik niet. Gij moet weten, vriend van dek, Wookdt, dat de tanden des tijds om eens figuurlijk te spreken de mouwen, die met mij op reis gegaan zijnverschriklijk geknaagd hebben. Nu moest ik immers nieuwe hebben en mijn huisvrouw dit wil zeggen de vrouw van het huis zegtmijnheergij moest er lubbes aan doendit voegt nieteen student zonder lubbesHet kost weinig meeren het staat goedUit achting voor de schoone sexe de vrouw is vijftig! nam ik den voorslag aanmaar nu zullen er weer briefjes komen Mijn hospes heeft vier kinders, en acht dood; de twee kleinste bidden over tafel, docli een professor in 't Arabisch is gemak kelijker te verstaan dan deze kinders. Eer ik nog een studen tentafel had, heb ik hier gegeten, en met aandacht naar het gebed geluisterd; doch ik heb er, op mijn eer, niet meer van verstaan dan HeereGod, Hemelsche Vader, piefpoef paf ek s" (dit is alles onverstaanbaar) //amen." Het zal tijd worden, dat ik ook haast amen zeg. Zoo gij mijn moeder zietgroet haar van mij. Groet uw dierbare ega. Groet uw lieve dochter. Groet uw zoon L. Groet den jongen dichter A van mij, hartelijk. Den nevensgaanden brief zult gij wel eens aan mijne If ill is ten eersten bezorgen Ik verzoek het u vriendelijk. Ik ben en blijf immer uw vriend Bei.lahi. Van Sonsbeeck neemt daar alleen het volgende uit over: Hier heb ik een vriend, een jongeling als ik, een dichter, en van het boekje Door twee

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 549