50
bus de Crane Isaacsz. werd overgedragen, tegen 204;
den 22 Januari 1735, aan Andries Bertram en diens zoon
Jan Bertram, voor 7 jaren, tegen denzelfden pachtprijs;
den 29 Juli 1741, aan Jan Linthout, voor 7 jaren vast
en 7 jaren optie, ingaande 1 Januari 1742, tegen 225,
welke pacht echter den 5 December 1744 werd gegund aan
dr. Jacob Evera schoonzoon van wijlen Linthout, voor
den tijd inet dezen laatsten overeengekomen, van 1 Januari
1745 af; van 17551778 aan Aarnoud Beijdals,
voor 225; van 17781783 aan Pieter Beijdals,
voor 250; van 17831790, aan denzelfden, voor
300; van 17901807, aan Carel de Peval, voor
gelijke som; van 18071833, aan Aarnoud Beijdals
tegen j 1143 's jaars; en van 18331855, aan Pieter
de Oloedt, eerst voor f 352, later voor f 305.
De volgende bijzonderhedentot dit gedeelte van de geschiede
nis der Middelburgsche leenbank behoorende, verdienen hier
vermelding. Commissarissen waren als hierboven gezegd isre
ken plichtig aan het Collegie van wet en raad, 't welk jaarlijks
eenigen van zijne leden committeerde om de rekening van
de bank op te nemen. Dit geschiedde in //het huis van lee-
//ning;" althans van 1646 af, over welk jaar de oudste der
nog bewaarde rekeningen loopt. De rekening over het eerste
jaar werd echter, in Maart 1638, gedaan in De biecorjf bij
Daniel de Boij, bij welke gelegenheid de gecommitteerden,
met de Commissarissen 7 in die herberg verteerdendie
over 1675 en eenige volgende jaren werden afgelegd op het
stadhuis, ingevolge een resolutie van 22 Februari 1676, //om
//de rekening voortaan te doen opnemen sluiten en onder-
//teekenen in het collegie van wet en raad, en niet meer in
Deze trad echter reeds in 1806 als pachter opin welk jaar Cakel
de Peval overleed. In de stadsrekening over 1815/16 werd de door dezen
over 12 maanden verschuldigde pacht met 1300 verantwoord waaruit blijkt
dat hij afslag van de bedongen 300 gekregen had.