164 Aan Fillis12 Juni Ik heb eenige dagen mijn kamer moeten houden wegens on paslijkheidveroorzaakt door een hevige pijn aan mijn voet, 't geen men zegt dat een soort van podraga is 1)Verbeeld vaderlandsche vrienden is hij, benevens nog een heer, de maker. Hij is braaf, en verstandigen bezit eene edele en tedere ziel. Hij heeft ook beminddoch ondervonden dat onder de gedaante van een Engel zich een Duivel verschuilen kan. Hij zal mij een versje geven aan u". Die vriend, van welken hij hier en boven schrijft, is Kleyn. Verg. ziju schrij ven van 2 October en de volgende regels nog uit een brief van April aan Fillis door van Sonsbeeck aangehaald: „Hier zende ik u een geschenk van mijnen besten vriend Door twee vaderlandsche vriendengedr te Utrecht, 1781); de schrijvers zijn J. P. Kleyn en nog een heer. Door dat het van mijnen vriend is, zal het u aangenaam zijn. Van alle de vrienden, die ik immer hadkoomt deze het meest met mij overeen. Zijn karakterzijn denkwijze zijn even als die van Bellami. Alleen is hij wat stilleren uit dien hoofde noemt hij mij zijnen vriend den huzaar. Ik ben(gaat hij dan op zichzelf overspringende voort) bij veel menschen hier zeer wel gezien. Gisteren was ik uit eten bij een heer, die tegen mij zei: „jongen, je smoel bevalt mij, je moet dikwijls bij mij komen", 't Is mij aaugenaamantwoordde ikdoch uw taal bevalt mij niet. Spreekt men in Vlissingen van mij Ik denk het wel want men dacht nietdat ik immer naar het academie zou gegaan zijn. Heb gij dat laatste vers van mij in de Post gelezen Het is tamelijk dol. Beeds 2 dagen heb ik mijn kamer moeten houden wegens mijn been eergis teren ben ik gevallen en heb mijn voet zwraar verstuikt". x) Over dat podagra schreef hem Kleyn schertsend op rijm: Dat ziet er donker uit, mijn vaderlandsche vriend! Heeft dan een trouwe Zeeuw die helsche plaag verdiend P Verdoemde podagra, vlucht naar den Duivel henen, En zet u in het merg van 's Hertogs dikke beenen Knaag vrij 't verraders hartjavreet zijn lompe vuist Zij wordemet zijn zieldoor uwen tand vergruisd Verlaat mijn dierbren vriendMaar wilt ge toch de tenen Doen lillen aan den voet van vaderlandsche' beenen Ospaar dan bid iktoch Zelandus brein en hand Geschapen voor de pende vrijheid van ons land. Beroof den nieuwen Berg 2) toch nimmer van de schatten Die in zijn schrandren kop Apollo's brein bevatten 1) Die van den Hertog van Wolfenbuttel. 2) De nieuwe Zangberg, dien zij wilden stichten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 550