166
wezen zalweet ik niet. Hatelijk vooroordeelwaarom is het
schandelijk, wanneer een meisje haren krauken minnaar be
zoekt
Aan dezelfde De doctor is aan ons huis geweest toen ik
bij u was, doch zal wederkomen. Hij heeft gehoord over mijn
uitgaan, zegt mijn moeder. O Hemel, wat is mijn hoofd zwak!
ik heb pijn door al mijn leden; ik dacht niet, dat ik in een
zoo korten tijd zoo zwak zou kunnen worden.
Aan dezelfde, na de vacancie, 12 September, uit Amsterdam
Eergisteren ben ik hier eerst aangekomen 11a eene langdurige
en verdrietelijke reisdie mij te lastiger viel wijl ik mij gansch
niet wel bevond. Thans ben ik beter. Binnen twee uurtjes
ga ik naar Utrecht. Mijn voornemen, om gisteren te vertrek
ken is verijdeld door het bijwonen van een gezelschap der
voornaamste schilders van Amsterdamdat mij nog al vermaakt
heeft. Hoe smartelijk was mij mijn vertrek! 's Morgens ten
zeven uur ging ik uit Vlissingen. 't Was mij te veel dat ik
ging; ik kon niet gaan. Ik huurde een wagen en ging als
wezenloos op denzelven zitten. Niets van hetgeen rondom mij
waszag ikiedere stap der paarden ging mij door de ziel.
O, God! zegen mijn meisje! daeht ik gedurig. Twee dames
en een heer hadden het achteronder afgehuurd, 't geen mij
noodzaakte om voren in te gaanik ben de gansche reis niet
uit mijne kleederen geweest.
Mijn naam is hier zeer bekend; de menschen vragen hier niet
aan den boekverkooperhebt gij de Gezangen mijner Jeugcl,
maar: hebt gij de gedichten van Bellamy? Zij worden met
smaak gelezenvooral van de juffers. Eergisteren avond was
ik uit etenmen dronk het welzijn van de Eillis van Bellamy.
Ik was zeer stil; men vroeg mij of ik heimelijke zuchten naar
Vlissingen zond? Men deed mij de eer aan om te denken
dat ik een lief meisje waardig was. Hier was ik grootsch op.
Ik ben bij de heerenwaarvan ik u gezegd hebzeer wel