167 ontvangen. Men wil mij noodzaken, hier de gansche week te blijvendoch het is mij hier te woelachtig. 19 Sept.: Toen ik te Utrecht op mijn kamer kwam, vond ik een pak boeken liggen meest Pranschezindelijk gebon den. Schielijk opende ik den brief, die er bij was; het was een heer uit den Haag, die mij deze boeken, zooals hij zelf schrijftn tot erkentenis mijner brandende vaderlandsliefde en tot aanmoediging mijner letteroefeningenten geschenke zond. Nieuwenhuizen een der grootste muzikanten alhieris een vriend mij zoo dierbaar, dat hij mij eenigsins het gemis van Ki.eyn die aanstaanden maandag weder weggaatvergoedt. 2 Oct. (uit Utrecht) lederen postdag zend ik het dochtertje van mijn hospes naar het posthuis. Ik wacht aanstonds den proponent Huet. Voorleden saterdag is mijn beste vriend Kleyn vertrokkenwij namen een koets met vier paarden en verzelden hem tot Schoonhoven. Hij is weg; nu heb ik hier nog wel vriendenmaar niet éénen Ki.eyn. Aan van der Woordt, den 5 October n Om maar aanstonds tot de zaak te komen, Beli.ami is een ezel't Is nu vier weken geleden en ik heb taal nog teeken van hem gehad 't Is waarachtig mooi Ja, maar mijnheer van der Woordt! Gij moet hem een weinig toegeven; de jongen zal eigentlijk studeeren! h Hij mocht de Duivel studeerenverzenmaken aan Pillis denken zich half dood melankolizeeren dit zal het zijn studeeren ha, ha Nu wordt het hoog tijd, dat ik er zelf bij kom! Ik studeer wel, mijnh. v. d. W., doch juist zoo niet, of er kan Thans zou men netje?is of keurig zeggen. Ook Bktje Wolf laat zoo Abraham Blankaart ergens van een zindelijk ingebonden exemplaar der hem vereerde Sara Burgerhart schrijven.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 553