168
wel tijfl overschietenom een brief aan u te schrijven. Aan
Pillis denk ik ook doch mijn vrienden zijn hierom niet uit
mijn gedachten verbannen. Melankoliekja, ja, dat ben ik
dikwijlsDoch als die vlaag mij overkomtzet ik vier stoelen
naast elkander, en dan ga ik mij daarop neerleggen tot mijn
vlaag van somberheid aan het overgaan is; nu, dan kan ik
immers weer brieven schrijven? Maar verzen maken! Ja,
dat zal het zijn 't Is evenwel zoo niet één versje, dat gij
aanstaande week in de Post zult zien, en dat één van de beste
stukken is, die ik ooit gemaakt heb, uitgezonderd; en dat heb
ik nog 's morgens onder de koffij gemaakt. Wat dan Ik
weet het nietik heb het vergeten meende ik te zeggen
doch gij zoudt met het grootste recht van de wereld mij ver
weten hebben, dat ik niet aan mijn vrienden dacht.
Doch dat haspelen heeft lang genoeg geduurdhoe vaart gij
nu? Ik ben zeer verlangend, om dit te weten. Hoe vaart uw
gansche huisgezin? Ik had gedacht, dat gij nog naar Amstel-
dam zoudt gekomen hebbendoch ik heb er niets van verno
men. Ik heb nog een dag of drie in Amsteldam geweest, en
mij een avond met df.n Hengst bij uitnemendheid vermaakt.
Dat 's waareen grap moet ik u vertellen In Rotterdam
zooais gij weet, ben ik onbekend. Nu kwam ik in den morgen
te laat aanom een postwagen aan te treffendus moest ik
in Rotterdam eten. Ik wandelde eerst eens zoo wat rond;
eindelijk nam ik het oesluitom het eerste huisdat een tee-
ken van herbergzaamheid op het voorhoofd droeg, in te stappen.
Ik kwam voor eenwelks opschrift was Logement, Kan ik
hier eten?" Ja wel, mijnheer. //Wanneer moet ik komen?"
Om één uur komen de heeren aan tafel. Bravo, 't werd één
uur. //Waar moet ik wezen, kastelein?" In deze kamer,
mijnheer; de heeren zijn reeds aan tafel. Ik ging binnen;
maar verbeeld u het gezicht van Bellamy toen hij de
heeren aan tafel zag! //Donder!'" bromde ik tusschen mijn
tandenwaar ben ik hier een gansche collectie van dweil
en dekenkoopers zaten met beide de handenzonder vorken