173
hij heeft eens een voortreflijk klinkdicht gemaakttoen mijn lieve
echtgenoot met liet koliek bezocht wasin dit stuk zijn zeer
natuurlijk de zuchten en het gekerm van mijne echtgenoote uit
gedrukt. Voorts zouden wij needrig denken, dat hij in Nova
Zembla een nuttig zendeling zoude zijn &c., &c., &c
In ernst: hoe vaart gij? Zijt ge reeds volkomen hersteld?
Ik hoop spoedig een brief van u te krijgen. Schrijf mij dan
toch eensof gij niets van mij hoort of weet of zoo Hoe vaart
de heer Kuipers? Zijn meid, zooals mij bericht is, is dood.
Hier zal hij onbedenkelijk veel aan verliezen. Ik hoopdat hij
dat verliesniet hiernamaals maar nu nogschielijk mag vergoed
vinden in de armen van eene beminlijke gadeZij behoeft
juist wel niet als twee droppels water naar het afgestorvene
Marijtje te gelijkenenom beminlijk te zijnDe grootste
beminlijkheid van Marijtje bestond eigenlijk hierin, dat zij op
eene beminlijke wijze een pot soep kon koken en een stuk vieesch
bradenen dit zijn juist geen denkbeeldendie ons het eerst
voor den geest komen, wanneer wij om de beminlijkheid van
een gade denken
En wanneer zult gij eens een gade hebben Ik zal niet
vragenhoe het met uwe historia amoris gelegen zijwant gij
zult er mij toch niet op antwoorden. Zult gij nu doen Jt geen
afgesproken is: aan mijn meisje vragen, wanneer zij aan mij
schrijften haar dan een brief voor mij geven Dit hebt gij
beloofd en gij zult het zekerlijk doen. Groet den heer L(am-
brechtsen) ik zal eerlang aan hein schrijven. Groet ook
K(uipers) en, zoo gij kunt, mijn moeder! Vaarwel, leef
gelukkig, en schrijf spoedig aan
uwen Bellami.
Aan Eillis9 November
Hebt gij n°. 3 van mijne Vacl. Gezangen reeds ontvangen?
Mijn vers Aan een Verraderin n°. 106 van de Post, is,
zoo als men mij verzekerteen van de voornaamste redenen
waarom men dat weekblad zoekt te doen zwijgen. Houd dat