179
in het toekomende deze voor onzen geest levendig zijnde,
kunnen veel doenom ons te doen heerschen over ons zelf
en over onze neigingen ik weet bij ervaarniswat het zij be
rouw te hebben over de nalatigheid in een of ander stuk, 't welk
met ons genie niet strooktegij vergeeft mij deze vrijmoe
dige erinnering, niet waar?
Gij vraagt naar den welstand van onzen pensionaris en van
collega Kuipers; beide de heeren zijn zeer welvarend. Ik
bezorgde hun het vervolg uwer Vaderl. Gezangengelijk ik ook
de overigen aan hun adres bezorgd hebheden ontvang ik een
nieuw vervolg; heb dank voor het een en ander. Het laatste
heb ik nog niet kunnen lezenik hoop na het afgaan mijner
brieven mij dezen avond er mee te diverteerenuw tweede ver
volg beeft mij en velen uitnemend gesmaakt, boven de eerste
zelfs; men wil niet, dat ge zoo forsch schrijft als er trekken
waren in de eerste Gezangen; men wil dat niet o. a. om uw
zelfs wil. Ik weet, hoe weinig deze bedenking bij mij wegen
zouen ik voele dat er dus iets hoonends voor u in ligt
met dat al, een weinig voorzichtigheid is in onzen leeftijd niet
kwaad.
Die twee studenten, waarvan ge schrijft, ken ik. 't Zijn
beiden Amsterdammersgroet henals 't u blieftbij occazie
van mij.
Nieuws van hier weet ik niet; al wat wij thans hooren is
treurig. Van kapitein Haringman is nog geen nader bericht;
ochdat de Hemel dezen braven officier gespaard hadGod
gevedat wij maar vrede krijgenwant het loopt hoe langer
hoe erger.
Uwe moeder, die welvarend is, laat u zeer groeteneerlang
schrijft Haar Ed.
Gij hebt mij, voor geruimen tijd, met rede gepasquilleerd
over mijn ondeugend schrift J)ik had het verdiendmaar
op mijn eer, gij hebt bet niet veel beter gemaakt; althans aan
Zie boven, bl. 37 (157).