180
het slot van uw brief is een vraag, die ik, in weerwil van alle
pogingen niet heb kunnen lezen. Gij vraagt of ik niets weet
van uwmaar wat er volgt weet ik volstrekt nietai
schrijf mij eens nader.
Een speciaal gebed voor meisjes zou wat vreemd zijngaarne
evenwel, zoo ik het immer doe, geve ik aan uwe Eillis eene
gedistingueerde plaats; dat ze welvarend is, maak ik daaruit
op, omdat ik haar eergisteren, meene ik, nog voor 't raam
heb zien zitten. I)e Hemel zegene haar en u dat 's de har
telijke wensch van uwen
B. Broes.
Ylissingenzondagik heb geen tijd om naar
den datum te vernemen. Adieu.
Mijnheer
de Heer Jacobus Bei.lami,
student in de litteraturete Utrecht.
Aan Fillis8 Dec. Ik heb uwen brief gelezenen met
blijdschap geziendat gij zult geschilderd worden. Het moet
goed zijn, of ik zal den schilder op de lenden komen. Morgen
of overmorgen krijg ik mijn kop thuis. Hij is gefyziognomi-
zeerd zoo ik het u vertel, moet ik mij zeiven eenige com
plimenten maken maar wat zwarigheid ik vertel het maar
aan u
De Schilder. Mijnheer, wat zegt ge van dezen kop?
De heer. Een Bataafsche kop, op mijn eer! nog een oude
Bataafsche kop schoon geschilderdwaarachtig
De Schilder. Wat zoudt ge uit dat aangezicht lezen mijnheer?
De lieer. TeelIk zou het een ganschen dag moeten be
schouwen eer ik alles kon zeggen. Dit kan ik zeggenzoo
deze man thans admiraal washij zou zich reeds van ongeduld
voor den kop geschoten hebben. Stoutheidonderneemzucht
vastheidtrouw zijn duidelijk op zijn gelaat. Doch er is een
wonderlijke mengeling van vastheid en fierheid op zijn aange
zicht wanneer men het voor de eerste maal zietheeft het