181
al te veel zelfs van het forsche; doch bij eene nadere beschou
wing is er even zooveel zachtheid in. Weet ge, wat ik geloof?
Ik geloof, dat deze man, met al zijn stoutheid, vastheid enz.
zeer geschikt is, otn een slaaf der vrouwen te worden. Hij
moet beminnen; dat is zijn karakter, llij heeft iets in zijn
gezicht, dat hem aan de meeste vrouwen moet doen behagen.
Holla! wat zegt gij hiervan, Dkinsje? Gelooft gij dat ook?
Nu ga ik mijn best doen, om overal, waar ik kan, vrouwen
en meisjes te behagen! Hier in Utrecht zal ik er een stuk of
20 zien te krijgen; in Atnsteidam, als ik daar kom, 80; en
zoo met de andere steden naar rato. Hebt gij hier iets tegen
meisje?
De schilder Yoor zooveel ik weetis het een heer van een
goed gedrag.
De heer. Dat geloof ik wel; hij denkt te fier, om zich tot
buitensporigheden te verlagendoch ik verzet er mijn koets en
paarden onder, dat hij een meisje heeft!
De schilder. Kunt gij niets meer zien, mijnheer?
De heer. Of hij het is, weet ik niet; doch hij heeft den
aanleg, om een dichter te zijn; wie is hij?
De schilder. Zelandus.
De heer. Wat zegt gij is dat Zelandus
Gij moet mij niet verachtenmijn dierbareomdat ik zooveel
van mijzelven gesproken hebhet blijft toch onder ons. De
schilder heeft mij alles, en dus nog meer opgegeven.
Zeg aan den schilderdat ik een Ode tot zijn lof zal maken
als hij u juist treft. Verzoek aan Boone dat hij mijn laarzen
verzend, ik wilde nu en dan wel eens te paard rijden. Gis
teren heb ik ook geredendoch het was op schaatsende
mooiste grap, die ik ooit gezien heb. Wij vielen met ons
vijven tegelijk in het ijs, en wij zouden al lachende verdron
ken zijnwant het maakte een aartige vertooning.
15 Dec. Mijn afbeeldsel arme Bei.i.ami! uwe beminde
heeft in haar gansche huis geen enkel plaatsje van 1 j voet