185
bevreesd, om aan mij te schrijven, omdat iken omdat
zijdus//l)at geloof ik niet!" zei ik, mijn stem
verheffende; //dat geloof ik niet; want ik schrijf juist altijd
geen gekheid; en zoo liet al eens gebeurt, dat ik gekheden
schrijf, doe ik het om mijne verstandige brieven in een hel-
derer licht te plaatsen. En dan durf ik" zei ik heel zacht
jes //en dan durf ik nog wel zeggen, dat de gekheid, die
ik schrijf, nog al zoo extra-gek niet is! Hm! hm!" Dat
was een woordje van mijne eigenliefde; juist niet van mijne
eigenliefde, als eigenliefde, maar van mijne eigenliefde beleedigd
zijnde. Nu weet gij, dat eene beleedigde eigenliefde en een
beleedigde vrouw twee dingen zijndie in aart en werking el
kander volkomen gelijk zijn, hetzij dan een ware, hetzij een
ingebeelde beleediging. Q. E. 1).
Het zoo even gezegde zal min of meer klaar worden uit de
historie van de graviime van G //Wat is dat van de
gravinne van G***?" Een oogenblik geduld mijnheer! Pook
het vuur een weinig op; smijt er wat kolen bij; veeg nu, eer
de juffrouw komt, alies kort onder het ijzer zoo! luister
nu wel toe: De gravin van G*** was een schoon, beminlijk
meisje, van omtrent 20 jaren, toen zij met den graaf X***,
een man van omtrent 60, eeii huwelijksverbintenis aanging.
De graaf was nooit gehuwd geweest; hij begreep, dat het hu
welijk een staat wasdie met rijp overleg en bedaarde zinnen
moest aanvaard worden in den ouderdom van 20 of 30 jaren
mist een man dat verstand nog zoo als de graaf dikwijls
zei 't welk vereischt wordt, om in het huwelijk gelukkig
te zijn. In het huwelijk zelf is men verplicht, het vleesch te
kastijden en de driften te beteugelen. Dus was hij in dien
ouderdomwaarin het verstand tot deze verrichtingen reeds een
aanvang genomen had. Doch de begrippen zooals duidelijk
te begrijpen is de begrippen der gravinne omtrent de kas-
tijdinge des vleesches waren van een geheel anderen aard dan.
die van den graaf't welk van dat gevolg wasdat reeds op
den tweeden dag na het voltrekken van het huwelijk op het