187
Gij begrijpt duidelijk, mijnheer, dat ik de historie van de
gravin en den graaf enkel heb aangevoerd om aan te toonen
hoeveel overeenkomst er is tusschen een beleedigde eigenliefde
en tusschen een beleedigde vrouw. Mijn eigenliefde wist ik
niet beter te bevredigen, dan met het schrijven van deze historie.
Het gevolg is duidelijkhoe mijne vrienden denken of doen
mogenik zal toch het vermaak hebbenhen nu en dan
met mijne gekheden lastig te vallen.
Het zuivere gedeelte van deze bladzijde zal ik met eenige
verstandige aanmerkingen aanvullen; doch eerst moet ik mijn
pen eens versnijden.
Utrecht, den
Zoo, nu is zij beter!
Kunt gij uit mijn brief niet klaar zienmijnheerdat ik
niet al te wel ben? Niet? Het is evenwel zoo! ik heb
pijn in 't hoofd een halve dikke wang een weinig de
koorts ik ga niet uit, enz. enz. Zoo ik gezond ware, zou ik
morgen naar Amsterdam gegaan zijnmaar nu is het mij on
mogelijk. Vóór eenige dagen heb ik een brief naar den Haag
geschreven waarin ik naar uw zoon gevraagd heb hoe hij
vaart wanneer hij mij een visite zal gevenen zoo al. Doch
ik heb nog geen antwoord.
Hoe zit het? Zou Kuipees het beroep aannemen? Groet
Bkoes en vraag wanneer hij mij schrijven zal? En zult gij
mij ook ten eersten schrij ven Ten eersten tochIk zit
hier om met onze schoonmaakster te spreken - of ik Job
vermoord had, en de Hemel weet, dat ik er geen hand of vinger
aan gehad hebHebt gij n". 4 van mijn Gezangen reeds Hoe
bevallen ze u? Nu geen woord meer! als dat ik uw ware
vriend benBellami.
Den 29 Decemb.
Dezen brief zult gij den 2 Jan. 1783 ontvangen; dus wensch
ik u alle bedenkelijke zegeningen in persoon boe, boe, boe
en familie - boeboeboe geobligeerdgeobligeerd